Lechajim!
Ook al laat ik het verleden achter me, het achtervolgt mij nog elke dag. Het is alsof ik niet het leven leid dat bij me past. En de mensen zeggen: ach, die hippie, die halve gare kan geen kind van G’d zijn. Vroeger had ik leuke vrienden die mij erkenden in mijn apartigheden. En ik hen. Maar deze vrienden ben ik kwijt geraakt omdat ik geloof in Jezus de Messias.
Ik kan klagen als een klein miskend vogeltje en theater maken om het onrecht in een groot drama uit te beelden. Ik kan het wegspoelen met troostwater om de prikkels te neutraliseren, ja om de pijn te verzachten. Lechajim!* En Hem vervolgens de rug toekeren omdat ik me zondig voel.
Want ach, wie heeft mij nodig behalve mijn kind en onze kat? Maar onze Boez is dood. Wie heeft me gekend, is me trouw gebleven, rende me na als ik wegliep, respecteerde, adoreerde mij zoals deze twee. Maar de rest van de mensheid schijnt te wachten tot ik mij zwijgend verstaanbaar aanpas als een kleurloze kerkmuis. Lechajim!
De Almachtige riep mij. Twee keer. En ik antwoordde. Hij bevestigde me door de jaren heen veel meer dan twee keer. Ik volg Hem in vreugde en met pijn. Maar lieve G’d houdt alstublieft rekening met mijn menselijkheid hier op de aarde! Ik ben kennelijk niet bij machte U te geven in de mate waarin U mij kunt geven. Onze relatie is immers niet gelijkwaardig!
Lechajim!
Laat mij dan toch maar piepen als een klein vogeltje dat ik in handen zou nemen omdat het mij nodig heeft. Dat ik zou helpen en genezen, beschermen tegen de kat en van harte vergeven juist vanwege die eigen-aardigheden die hem tot deze problemen hebben gedreven. Met liefdevolle rechtvaardigheid zou ik hem opvoeden en hem tonen dat hij op mij vertrouwen kan, hem belonen als hij zich laat leiden door mijn wijsheid. Ik zou mij over hem ontfermen omdat hij zo klein, alleen en verward was.
Als ik aardig en rechtvaardig kan zijn voor een vogel, kat en kind, hoe aardig en rechtvaardig zal G’d dan voor mij zijn? Mij vergeven als ik onverwachts met mijn volle gewicht op Hem spring als Hij net een beetje ligt te dutten, of telkens opnieuw kots in de kamer omdat ik toch weer een stukje kaas vond. Mij vergeven dat ik zijn kleren tevreden kapot zou krabben. Mij vergeven dat ik van Hem vraag éven zijn idealen opzij te zetten, zoals ik deed toen mijn kind naar school ging om zich te laten misvormen tot een normale burger. En vervolgens wakker lag toen hij daar gepest werd omdat ik hem geleerd had dat een jongen ook huilen mag. Omdat ik hem beschermd en verdedigd heb toen de psychologische molen hem op wilde zuigen.
Als ik kan geven aan mijn geliefden terwijl ik een zondig mens ben, hoeveel te meer zal de Almachtige geven aan mij? Hij zorgt voor mij zoals ik voor mijn kind zorg en heb gezorgd voor onze Boez. Ik mag Hem tot last zijn, Hij stuurt mij niet weg. Ik heb mezelf gegeven voor hún welzijn. Zoals Hij zichzelf voor mijn welzijn gaf. En ik heb niets terug verwacht, want ze zijn zo klein, maar ik heb zó veel gekregen! Zoals Hij stierf om mij het eeuwige leven te geven toen ik Hem niets teruggeven kon.
Lechajim, mijn G’d, ik geef me over!
* Jiddisch: daar ga je / proost.
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid