Mopperkont
De trein van 11.47 uur naar Amsterdam nemen, dat is het plan. Het is 6 minuten lopen, maar ik houd niet van haasten en trek dus om 11.30 uur de deur achter mij dicht. In de lift kom ik een medebewoner van het appartementencomplex tegen. Ik ken hem van gezicht én van zijn verhalen waarvan hij vindt dat ik kennis moet nemen. Een wisseling van gedachten ga ik niet uit de weg, maar met deze figuur is het altijd ellende die over mij wordt uitgestort.
“Heb je de rotzooi weer gezien bij de vuilcontainers! Voor de zoveelste keer ligt de straat vol met troep omdat de afvalbakken vol zijn. Vorige week heb ik weer met zo’n druiloor gebeld die daar verantwoordelijk voor is. Belooft van alles, maar doet niets. Ik ga nu een brief schrijven aan de burgemeester.”
Ondertussen is de lift aangekomen op de begane grond. Ik probeer te ontsnappen uit de tirade, maar de man pakt mijn pols en wil nog iets kwijt.
“Ik moet een trein halen,” zeg ik kennelijk iets te vrijblijvend, want terwijl ik met mijn vrije hand de handgreep van de buitendeur pak, krijg ik een ander probleem voorgeschoteld.
“Zie je wat er aan de hand is met die deur? Sluit nog steeds niet goed, ondanks het feit dat we daar al maanden over klagen. Ze willen het gewoon niet horen! Het interesseert ze geen bal en de verantwoordelijken doen er helemaal niets aan!“
Inmiddels is het mij gelukt de deur te openen en terwijl ik op mijn horloge kijk stel ik vast dat ik flink door moet stappen om de trein van 11.47 uur te halen.
“Kijk nou eens naar die krant die uit mijn brievenbus steekt! Hoe vaak heb ik daar al niet over heb geklaagd?”
Ik blijf het antwoord schuldig en vraag me af wat daar zo fout aan is.
“Ze hebben de krant al een paar keer uit mijn brievenbus gejat … ja, gewoon gejat! En als het regent wordt het papier nat en kan ik de pagina’s nauwelijks omslaan. Ik heb de knaap die de krant bezorgt al een paar keer toegesproken, maar hij blijft volharden in zijn ergerlijk gedrag. Vorige week heb ik een brief op poten naar de redactie gestuurd, maar kennelijk raak ik een gevoelige snaar want ze vertikken het om de brief te plaatsen.
“Ik moet nu echt gaan anders mis ik mijn trein,” zeg ik mij loswrikkend uit zijn greep.
“Verleden week heb ik nog tegen de glazenwasser gezegd dat ik ontevreden was over de manier waarop mijn ramen worden gelapt. Weet je wat hij zei? Meneer, doe het dan zelf. Niet te geloven, toch?”
Terwijl ik mij in gestrekte draf verwijder van de mopperkont hoop ik dat hij zich niet zal vermenigvuldigen. Weliswaar schat ik hem op midden zestig, maar zijn vrouw is een jong ding van rond de dertig. Je weet het dus nooit! Misschien moet ik voor de zekerheid toch maar een condoom in zijn brievenbus deponeren om te voorkomen dat zijn soort zich voortplant.
Geplaatst in de categorie: humor