De Geest van de universiteit
Ludwig Wittgenstein opent zijn eerste hoofdwerk, Tractatus Logico-Philosophicus, met de volgende stelling: ‘De wereld is alles, wat het geval is.’*
Wetenschap heeft van oudsher tot doel de waarheid over de wereld te achterhalen, en dat is wat onderzoekers vandaag de dag, verspreid over verschillende vakgebieden, nog steeds nastreven.
De waarheid over de wereld.
Dat wil dus zeggen, de terminologie van Wittgenstein volgend, de waarheid over alles wat het geval is, het geheel van de feiten waarin de wereld uiteen valt. Maar wetenschap is veel meer dan slechts de bezigheid van het zoeken naar waarheid. Niet voor niets worden in bepaalde disciplines vakken als ‘Methoden en technieken’, ‘onderzoeksvaardigheden’, etc. aangeboden. Wetenschap is dus ook het opdoen van bepaalde vaardigheden voor wetenschappelijk onderzoek, een zichzelf in stand houdend systeem dat alleen kan bestaan wanneer een onderzoeksintituut dit stimuleert en aanbiedt.
Hier komt de taak van de universiteit om de hoek kijken. Waar HBO-opleidingen opleiden tot de praktische beroepen, en de daarbijhorende praktijkvaardigheden aanleren, moet de universiteit een stap verder gaan. Niet voor niets worden universitaire opleidingen tot het WO (wetenschappelijk onderwijs) gerekend. De universiteit moet dus vooral zijn studenten opleiden tot wetenschapper. Hierbij is alleen theorie niet voldoende, studenten uit alle vakgebieden zouden de kans moeten krijgen te snuffelen aan de wetenschappelijke praktijk. Anders verandert een universitaire studie in niet meer een veredelde HBO-opleiding.
In de opleiding geneeskunde, bij uitstek geen wetenschappelijke opleiding (de naam zegt het geneeskunde), zijn er al wetenschapsstages in de opleiding geintegreerd. Zo krijgen aankomende artsen en specialisten de kans bij te dragen aan het onderzoek van een professor, en raken misschien zelfs wel zo entousiast dat ze zelf ook een onderzoeksplaats ambieren. Als ze daarna dan nog eens specialiseren is het eindresultaat een wetenschapper die zijn tijd kan verdelen tussen onderzoek, onderwijs en de artspraktijk. Aan zo’n wetenschapsstage hebben veel opleidingen behoefte, en alle opleidingen zijn erbij gebaat.
Het is zinloos om een hybridisering van HBO en WO na te streven, vanwege het van oudsher zo verschillende karakter van de twee soorten onderwijsinstellingen. Wetenschap en de wetenschappelijke praktijk horen thuis aan de universiteit, beroepsonderwijs hoort thuis aan de hogeschool. Dit betekent niet dat de hogeschool kwalitatief ondergeschikt is of moet zijn aan de universiteit, het betekent slechts dat elk van de twee onderwijsinstellingen zich moet bezighouden met het soort onderwijs waar ieder afzonderlijk het meest geschikt voor is.
Wetenschappers zijn er in alle soorten en maten, ook tussen wetenschappers mag verschil zijn. Dit is zelfs gewenst, want wetenschap stopt nooit. Er is altijd wel een wetenschapper die op een andere, nieuwe manier ergens tegenaan kijkt en via onderzoek en publicaties een nieuw licht op een oude vraagstelling kan werpen. Of misschien wel een nieuwe vraagstelling kan formuleren, waar andere wetenschappers zich dan over buigen.
De waarheid over de wereld zullen we nooit ontdekken, want die is veel te complex voor ons om volledig te bevatten. Bovendien verandert de wereld constant, dus de waarheid over de wereld, dat wat het geval is, verandert mee.
Dat het kennen van de waarheid tot de verbeelding spreekt, blijkt bijvoorbeeld uit de literatuur. Ik geef het meest voor de hand liggende voorbeeld: De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch uit 1992. De hoofdpersoon, Max Delius, is een (natuur)wetenschapper die op een gegeven moment de hemel ontdekt. De hemel wordt in deze roman voorgesteld als de waarheid over het ontstaan van het heelal. Met deze hoofdpersoon loopt het niet goed af. Hieruit blijkt het onvermogen van de mens om deze waarheid te weten te komen.
Wetenschap, in de door mij vereenvoudigde definitie via Wittgenstein, kan eenvoudigweg niet aan de hogeschool worden overgelaten, omdat wetenschap wetenschappelijk opgeleiden nodig heeft. Dat is wat zowel wetenschap als de universiteit levend houdt. Dat is het geval, een feit, de waarheid.
--------------------------------------------------------------------------
*Wittgenstein, Ludwig (1976) Tractatus Logico-Philosophicus (Amsterdam: Atheneum, Polak & van Gennep. Pagina 13.
Geplaatst in de categorie: vrijheid