Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Joost van den Vondel: De Beemster

De Beemster, voor Karel Looten

De wintvorst, om den rouw van Hollants Maaght te paeien,
Vermits door storm op storm zy schade en inbreuk lee,
Schoot molenwiecken aan, en maalde, na lang draeien,
Den Beemster tot een beemt, en loosde 't meir in zee.
De zon, verwondert, zagh de klay noch brack van baren,
En drooghdese af, en schonkse een groenen staatsikeurs,
Vol bloemen geborduurt, vol lovren, ooft en airen,
En, toiende heur hair, bestroide het vol geurs.
De room- en boterbron quam uit haar borsten springen.
Het vissigh lijf wert vleesch, noch maagt en ongerept.
Haar voorhoofts torenkroon quam door de wolken dringen,
Gelijck gemeenlick weelde in hoogheit wellust schept.
Hier jaagt de winthont 't wilt, hier rijt de koets uit spelen. Men danst, men banketteert in 'sKoopmans rijke buurt. Hier lacht de goude tijt in lieve lustprieelen,
Die voor geen oorloogh schrickt, noch kiel op klippen stuur.
Verzier van Cypris, hoe zy Cypers quam bekoren:
Ick weet dat dees Godin uit zeeschuim is geboren.



Joost van den Vondel werd geboren in 1587 te Keulen.
Zijn ouders waren doopsgezind en in 1585 waren ze Antwerpen ontvlucht. Ze waren fel gekant tegen het dogmatisch-tirannieke calvinisme.
In 1597 verhuisden ze naar Amsterdam, waar ze een zijde- en kousenhandel in de Warmoesstraat begonnen. In onze tijd de straat van Baantjer, in de Rosse Buurt, waar een paar straten verder Bredero woonde: beide heren dronken dan ook vaak een biertje met elkander in een schimmige herberg aldaar of op het Muiderslot.
Vondel was autodidactisch en zeer ijverig. Na de dood van zijn ouders nam hij de kousenwinkel over en in 1610 trouwde hij met de beeldschone, uiterst intelligente Mayke de Wolff (1586 - 1635). De zijden kousen waren voor die tijd een fortuin, zo'n 16 gulden; verkochten ze een paar, dan konden ze weer lange tijd verder.
Ze kregen vijf kinderen, waarvan er drie jong stierven.
Hij was lid van de Brabantse rederijkerskamer (Belgische ouders) 'Het wit lavendel'.
In 1613 studeerde hij Latijn om Seneca te kunnen lezen, die nog onvertaald was. Later leerde hij Grieks om een toneelstuk te kunnen schrijven en dat werd 'Palamedes', over Van Oldenbarnevelt en prins Maurits. Vanwege de kritiek hierin op de stadhouder vluchtte hij naar Beverwijk. Toch kreeg hij een boete van 300 gulden, die betaald werd door de man die hem op het idee had gebracht, wat fideel van die man was. In 1663 werd het toneelstuk in Rotterdam opgevoerd en twee jaar later in Amsterdam, zonder de censuurdwang van de regenten. Tot 1800 verschenen er minimaal 15 drukken.

In 1640 werd hij van remonstrant rooms-katholiek, waar de bemoeizuchtige calvinisten woedend om waren. Hij was tegen een godsdienststaat. Gelukkig was de schouwburg in katholieke handen, met bestuurslid en Muiderkringdichter Jan Vos. Datzelfde jaar werden diverse teksten van hem op muziek gezet door topcomponisten. Hij reisde een keer naar Denemarken om zijn zoon Joost te helpen in toestanden met onwelwillende Denen.
Na het failliet van de kousenzaak (zijn zoon had het roer overgenomen, maar maakte schulden) werd hij in 1658 zorgeloos suppoost bij de Bank van Lening. In 1668 ging hij met pensioen.
Zijn zoon stierf tijdens een reis naar Indië, 48 jaar.
Hij woonde op het Singel, vlakbij de Torensluis. Op hoge leeftijd werd hij liefdevol verzorgd door zijn dochter Anna en zijn nicht Agnes, totdat hij op 91-jarige leeftijd door ouderdom stierf.

Louis Royer maakte een bijzonder mooi standbeeld van hem, dat te bewonderen is in het park, dat sinds 1880 officieel het Vondelpark heet.

Schrijver: Joanan Rutgers, 14 november 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

2.0 met 4 stemmen 304



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)