Hans Verhagen: Hoe je verdween
Hoe je verdween
Zo ver als jij sprak zo diep je me raakte
Hoe lager ik daalde hoe meer je verdween
Zo hoop ik vergat zo vaak als ik faalde
Zo scherp ik je zag hoe verder je scheen
Zo liefde mij brak en nooit ik meer liefhad
en nooit meer en nooit meer en niemand die dag dat
schoonheid vergaan ging onder een steen
Zij liet mij alleen, die de klank aan mijn hart gaf,
van mijn klankkast het hart was
en nooit meer en niemand en dood in de regen
gelegen van eeuwen geleden
onder postmoderne waterwegen
Niet ontzwommen, nooit herrezen
Hans Pieter Verhagen is geboren in 1939 te Vlissingen.
Zijn vader was notaris en wethouder, maar met hem had hij nauwelijks contact.
Hij was een grote dagdromer. Zijn moeder hield ook veel van poëzie. In de oorlogsjaren woonde hij in Middelburg.
Op zijn veertiende las hij Lucebert. Toen hij 15/16 was kreeg hij verkering met Conny Tavenier, een zeer aantrekkelijke jonge vrouw. Zij ging veel met mannen om en hij ging veel met vrouwen om. De roddels over hen waren negatief. Dat kon alleen maar exploderen.
Hans debuteerde in 1959 met twee gedichten in 'Podium'. Zijn moeder overleed in datzelfde jaar aan kanker.
Conny maakte het vaak uit met hem, maar toch gingen ze trouwen en in een flat samenwonen. Ze kregen een zoon genaamd Norman.
Conny gebruikte net als Hans sterke heroïne en ze had vaak sterke psychoses. Vaak deed ze zelfmoordpogingen, o.a. door van een dak te springen. Na een paar jaar samenwonen keerde Conny terug naar Vlissingen. Verhagen: 'Verschrikkelijk, maar onvermijdelijk!'. Het huwelijk strandde en Conny maakte uiteindelijk echt een einde aan haar leven. Hans behield een levenslang schuldgevoel. Ze leeft voort in zijn werk. Heroïne is tenslotte een downer en geen geijkt/geslaagd middel tegen zielsdiepe depressie.
Ook Hans had/heeft vaak zware depressies en hij is bang dat hij manisch-depressief is. Hij rookt nu alleen nog wat hasj, gebruikt speed en zo af en toe wat bruine heroïne. Vroeger gebruikte hij LSD, opium, palfium, mescaline, speed en heroïne.
In 1961 verscheen zijn dichtbundeldebuut 'Anatomie van een Noorman', in eigen beheer.
In 1963 verscheen zijn bundel 'Rozen & Motoren' bij Nijgh & Van Ditmar. Hij was samen met Armando en Hans Sleutelaar redactielid van Gard Sivik en later van De Nieuwe Stijl.
In de jaren zeventig had hij veel problemen met drank, drugs en relaties. Hij was filmmaker bij de VPRO, maakte 'Het Gat van Nederland', 'Hoepla' en 'Kamp Amersfoort'.
Hij heeft een muzikale en journalistieke opleiding gedaan en vanaf zijn 17-de werkte hij al voor dag- en weekbladen. Hij werd journalist voor de Haagse Post en het Algemeen Dagblad. Hij is ook beeldend kunstenaar en vanaf de tachtiger jaren wijdde hij zich geheel aan zijn schilderkunst en zeker niet onverdienstelijk, er zit veel diepgang in zijn werk.
Ooit was hij goudsmokkelaar voor Zwitserse banken, waardoor hij soms in Tokio of Bombay zat te schrijven. Hij verzette zich tegen de woordenvloed van de Vijftigers, al bewonderde hij hen ook. Hij behoorde tot de Zestigers, al ziet men hem nu als een experimenteel dichter/romanticus. Hij is o.a. vriend van Remco Campert en Wim de Bie.
In 2003 verscheen, na een lange pauze, de verzamelbundel 'Eeuwige Vlam' en in 2004 de bundel 'Moeder is een rover'. Authentieke en associatieve, door de drugs losgewoelde, antiburgerlijke, vrijheidsminnende poëzie. Zijn poëzie komt voort uit het antipoëtische, zegt hij. Dat vind ik een sterke uitspraak.
In 2006 verscheen 'Draak' en in 2008 verscheen 'Zwarte gaten'. In 2009 ontving hij de P.C. Hooft-prijs 2009 voor poëzie. En jawel, meer dan verdiende 60.000 euro.
Zijn stem klinkt donker/aards, wat hakkelend, erg sympathiek en vrij luid. Hij is bescheiden en grappig.
Nu nog zijn allerbeste bundel!
'Ik heb van niemand afscheid genomen,
omdat ik schijt heb aan afstand en tijd.
Zij zit in mijn hart; daar zit ze goed,
want daar bewaart ze haar oneindigheid.'
Geplaatst in de categorie: literatuur