Johnny van Doorn: Dendermonde 63
Dendermonde 63
Voor een Vlaams cultureel café, waar ik een expositie zal openen, wordt ons Volkswagenbusje met minstens 25 inzittenden door de plaatselijke Wouten tot staan gebracht & in de tussentijd dat er rechtsomkeert naar het bureau wordt gereden, wordt de nu al gevaarlijke Pot door alle aanwezigen snel verorberd of in de bilspleet gestopt. Triomfantelijk wordt met ons de hoofdverdachte (ivm 5 kilo Marihu - dat is tijm, Stramonium, laurier etcetc) aan fouillering en verhoor onderworpen. Op de vraag hoe ik wel heten mag, antwoord ik Johnny the Selfkicker & spijtig betreurt men dat The Electric Jezus (dat ben ik ook!) niet aanwezig is & de oerdomme vertoning zet zich voort: als men mijn zakken beklopt, roep ik schertsend Kijk Voor De Zekerheid Eens In M'n Tokus (plat Vlaams voor kont) & een deskundige uit Brussel wordt opgebeld om snel per taxi over te komen & men toont hem meteen bij aankomst een gevonden stukje kattenbrood (dat hij gewichtig met een heetgemaakt zakmesje onderzoekt): waarbij hij verrast constateert Mijne Heren Dit Is De Befaamde Hasjies!!
Johnny van Doorn is geboren in 1944 te Beekbergen, om precies te zijn in het Zonnehuis.
Hij was de tweede zoon van Johannes Antonius (Joop) van Doorn en Gertrud Selma (Gertie) Wiesner. Zijn Nederlandse vader was chef-inkoper op een kantoor en zijn Duitse moeder was huisvrouw. Zijn ouders waren tijdelijk uitgeweken naar Beekbergen, vanwege de Slag om Arnhem. In Arnhem woonden zij aan de Sint Peterlaan 8.
Van de HBS ging Johnny naar het Thorbecke Lyceum, maar dat heeft hij niet afgemaakt. Hij wilde de gezapige burgerlijkheid thuis en waar dan ook ontvluchten. Hij voelde zich een bohemien en zeer onrustig. Volgens zijn moeder kwam zijn buitengewone energie voort uit het nerveuze karakter van een oorlogskind, dat hij was. Of was het ADHD? Of door weedgebruik? Of juist die combinatie?
Zijn eerste optreden was al in 1960 in hotel Carnegie, waar Jan Cremer bij aanwezig was. Johnny was toen zestien. Op de middelbare school uitte hij zijn woede, waanzin, frustratie en neurose volop, dat bracht hij nu als briljante kunstvorm naar voren. Hij was een van de eerste performance poets van Nederland. Hij hanteerde diverse pseudoniemen: Johnny the Selfkicker, Electric Jesus, Meester van de Chaos, Electric Goebbels, professor Eitje en de Nieuwe Mongool. Hij maakte harde geluiden, nauwelijks te herkennen als woorden, zijn oergedichten, zijn klankpoëzie; hij gilde, siste, krijste, kraste, hijgde, pufte, schreeuwde. In 1962 verhuisde hij naar Amsterdam, zonder geld en zonder woning, maar hij rooide het en hij leerde Simon Vinkenoog en Remco Campert kennen. Hij trad op in de kunstenaarssociëteit De Kring, waar men hem soms bekogelde met asbakken, stoelen en lege bierflesjes. In 1963 debuteerde hij in 'Podium' en hij ging moedig voorwaarts met zijn uitzonderlijke voordrachten. In 1966 was hij een van de dichters tijdens 'Poëzie in Carré', een initiatief van de poëziemaarschalk Vinkenoog. Hij brak in één keer landelijk door. Het leek vaak alsof hij door de invloed van drugs en alcohol in extase geraakte, waardoor hij niet bij iedereen zo geliefd was, maar voor diegenen deed hij het ook niet. In 1966 verscheen zijn dichtbundeldebuut 'Een nieuwe mongool' bij De Bezige Bij. In 1967 is hij getrouwd met Yvonne Irene Mousset, zij was zijn muze. In 1968 verscheen zijn tweede bundel 'Een heilige huichelaar'. In 1969 kregen Yvonne en hij samen een zoon, Sindbad Bruce. Sindbad de Zeeman en Bruce Lee? Zijn grote voorbeeld was Nescio. In 1972 verscheen zijn prozadebuut 'Mijn kleine hersentjes', in 1977 'De geest moet waaien', in 1984 'Gevecht tegen het zuur' en in 1986 'Langzame wals'. Hij ontmoette ooit Hans Verhagen met zijn vrouw Conny en hun zoontje Norman tijdens een vakantie in Bergen. Het bracht hem tot extreme geestvervoeringen. Overdag had hij ook wel last van katers en leegtegevoelens, maar hij wist daarboven uit te stijgen. Hij maakte in de jaren tachtig een reclamespot met Jules Deelder, voor een lullig zoutje, maar hij deed het voor het geld, ook gezien zijn kleine schare fans, hij kon wel weer wat ophef gebruiken, al was zijn vurige luidruchtigheid rond 1972 grotendeels verdwenen, de nieuwigheid was eraf en de tijdgeest had hem ingehaald. Wellicht waren het stuiptrekkingen, maar met 'Herenleed' van de VPRO had hij wel succes. Daarin speelde hij samen met Armando en Cherry Duyns. Heel absurdistisch en vervreemdend, Beckett-achtig, ik kreeg er meestal de rare kriebels van. Hij overleed in 1991 aan de gevolgen van kanker en zijn as werd over zee uitgestrooid. In 1994 verscheen zijn 'Verzamelde gedichten'. Tegenover de Arnhemse V&D bevindt zich nu het Johnny van Doornplein. In die V&D stortte hij letterlijk vele malen ineen na een adembenemende voordracht. Er wordt om de twee jaar een Johnny van Doornprijs uitgereikt. In 2009 verscheen de biografie 'Oorlog en pap. Het bezeten leven van Johnny van Doorn', geschreven door Nico Keuning. Stijn Coetsier maakte een standbeeld van Johnny, wat werd geplaatst op het Brouwersplein te Arnhem, vlakbij zeg maar zijn V&D.
Geplaatst in de categorie: literatuur