C. Buddingh': Eten met Theo Sontrop
Eten met Theo Sontrop
Waar, Theo, bleef de tijd dat we elke week
een slokje gingen drinken, een hapje eten
bij Berkhoff soms, maar meestal in De Tap,
om drie uur moesten we allebei weer terugwezen.
Jij vier deuren verder, ik op 't Instituut.
We hebben wat afgeboomd en afgelachen.
'k Verslikte me soms bijna in mijn pils,
terwijl jij gniffelend je Gitanes pafte.
Er bleef maar bitter weinig overeind
van onze vaderlandse scribentenbent.
'Gebakken lucht', om met Rein Dool te spreken.
Rustig, bedachtzaam, haast sacramenteel
spijkerde jij ze aan de martelpaal.
We moesten weer 's wat vaker samen gaan eten.
Cornelis Kees Buddingh' is geboren in 1918 te Dordrecht. Daar ging hij op zijn twaalfde naar de HBS, vijf jaar later studeerde hij drie jaar Engels in Den Haag.
Hij zat twee jaar in militaire dienst, in Breda, Den Bosch en Apeldoorn. Voor de verdediging van ons land zat hij in Gouda, maar toen de Duitsers Gouda introkken, had Nederland zich al overgegeven.
Aan het begin van de oorlog werkte hij in een leeszaal te Dordrecht. Hij kreeg echter tuberculose, waardoor hij twee keer enkele jaren is verpleegd in het sanatorium 'Zonnegloren' te Soest, de eerste langere tijd midden in de oorlog. Het sanatorium is tegenwoordig zwaar verwaarloosd en zou door Monumentenzorg moeten worden opgeknapt en behouden volgens een televisiedocumentaire, die ik eens zag.
In 1941 verscheen zijn dichtbundeldebuut 'Het geïrriteerde lied', in 1943 'De laarzen der Mohicanen', in 1945 'Twintig sonnetten'.
In 1950 trouwde hij met Christina van Vuren. Ze kregen twee zonen, Sacha en Wiebe.
In 1951 verscheen 'Water en Vuur' en in het sanatorium begon hij met zijn 'gorgelrijmen', waarvan zijn gedicht 'De Blauwbilgorgel' (klinkt zo lekker in de mond) de meeste bekendheid verwierf.
Hij was medewerker van 'Gard Sivik' en 'Barbarber'.
In 1965 verscheen 'Deze kant boven', waarin hij zijn dagelijkse leven haarfijn beschreef.
In 1966 was hij bij 'Poëzie in Carré' en in het televisieprogramma 'Poets', waardoor hij beroemd werd.
In 1976 ontving hij de Jan Campertprijs voor zijn bundel 'Het houdt op met zachtjes regenen'.
In 1979 kreeg hij 'Vijftig jaar Zonnestraal' toegestuurd, wat hem hevig shockeerde, want hij wilde die periode nu juist vergeten.
In 1980 verscheen 'Verzen van een Dordtse Chinees'.
Naast poëzie schreef hij proza, één toneelstuk, essays, columns, kritieken, aforismen en bloemlezingen.
W.F. Hermans had snedige kritiek op zijn dagboeken, die hij hoogst kneuterig noemde, wat hem afschrikte.
In 1983 ontving hij de Cestoda-prijs.
In 1985 verscheen 'Nieuwe gorgelrijmen' bij De Bezige Bij, daarvoor door een Utrechtse kunstenaar aangespoord en met nieuw elan bereid.
Hij had enkele jaren een deeltijdbaan aan de universiteit van Amsterdam bij de afdeling Vertaalkunde.
Zelf vertaalde hij enkele toneelstukken van Shakespeare en o.a. 'A Clockwork Orange'.
Hij werkte bij De Bezige Bij.
Hij was ereburger van Dordrecht.
Hij schreef komische gedichten in gewone mensentaal met een verborgen serieusheid. Cees was verslaafd aan de whisky, het sterkere spul, maar hij had dan ook heel wat geleden narigheid weg te drinken.
Hij schreef ook veel In Memoriams o.a. voor Eduard du Perron, Pablo Neruda en Benjamin Péret.
In 1985 werd hij in het Gemeentelijk Ziekenhuis Dordrecht geopereerd. Dat was vlakbij zijn woonhuis. Terwijl hij aan het herstellen was en een potje schaak met zijn vriend Roel was begonnen, moest hij opeens een spoedoperatie ondergaan, die hem fataal werd.
Naast het schaken hield hij ook van cricket en als ex-speler van D.F.C. volgde hij de club geregeld.
Er bestaat een Buddingh'-Genootschap en de C. Buddingh'-prijs, die in 2011 naar Lieke Marsman ging.
Er hangt een bronzen Buddingh' van Hanneke Hemelaar aan zijn voormalige woonhuis in de Bankastraat.
Zijn zoon Wiebe vertaalde de boekenserie van Harry Potter.
'Ik ben al wat aangeschoten en wil eigenlijk best naar bed. Maar de fles is nog lang niet leeg, zie ik, even doorzetten, Kees, denk aan je vriend Li Tai Po'
Geplaatst in de categorie: literatuur