Rob Schouten: Prospekt Park (Memorial Day)
'Prospekt Park (Memorial Day)':
Herinnering valt een beloofde dag.
Alles is er, zacht grazen de machines
en neuriën de auto's ingezeept
onder de handen der geknipte mannen.
Geen post maar het eenmalig wandelen
brengt liefgebarend nieuws en aandacht voor
zo'n onderbroekje bij het tennissen,
geilheid als een klooiende vrouw iets raapt
en 's avonds bloeduitstorting aan het water.
Het beste is een kwestie van selectie,
een wolkeloos abonnement voor allen
- de zoon pust van weerzin, zweert ouders af
en onaneert neerslachtig bij ze thuis.
Maar eenmaal in de heuvels, onverwacht,
komt wat ze droomden even voor elkaar,
de machinale mode van geluk,
een pad vegen, de velgen nog een keer
aan een stoeprand in Minneapolis.
Rob Schouten is geboren in 1954 te Hilversum. Zijn vader was dominee en zijn moeder chemisch analiste.
Hij is opgegroeid in een geestverstikkende, afgestompte, nagelbijtende sfeer van religiegekte en hysterische smetvrees. Zijn ouders waren altijd neurotisch aan het opruimen en aan het schoonmaken, zelfs als het al schoon was. Hij walgde van die gefrustreerde hang naar reinheid. Hij ging Nederlands studeren en hij kon eindelijk flink de beest uithangen, zoveel hijzelf wilde.
Op zijn tweeëntwintigste debuteerde hij in 'Maatstaf', waarin hij geregeld zou blijven publiceren. Twee jaar later verscheen zijn dichtbundeldebuut 'Gedichten 1' bij De Arbeiderspers, nog steeds zijn vaste uitgeverij.
In 1979 verscheen zijn vertaling van 'De drie musketiers' van Alexandre Dumas, waarschijnlijk een jongensdroom om dat avonturenboek zelf te vertalen.
Vanaf 1980 schreef hij recensies voor de krant 'Trouw', later ook columns, en van 1981 tot 1990 had hij zijn eigen poëzierubriek in 'Maatstaf'.
In 1985 werd hij redacteur van 'Maatstaf' en de 'Vestdijk Kroniek'.
Hij was writer-in-residence aan de University of Minnesota.
Hij schreef 'Iets verhevens en onuitsprekelijks', over de muzikale motieven van Simon Vestdijk.
Hij was tot 2002 poëzieleraar bij het Colofon.
In 1989 verscheen zijn prozadebuut 'Gestolen goed'.
Van 1993 tot 1996 was hij bijzonder hoogleraar literaire kritiek aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.
Hij schreef ook een verhalenbundel en vele essays.
Hij was jurylid van: de P.C. Hooftprijs, de Herman Gorter Prijs, de Multatuli-Prijs, de C. Buddingh'-Prijs, de Geerten Lubberhuizen-Prijs, de Libris Literatuur Prijs, het Charlotte Köhler Stipendium, de Dunya Poëzie Prijs, de Ida Gerhardt Prijs en de Anna Bijns-Prijs.
In 2001 ontving hij eindelijk zelf een prijs, de Herman Gorter-Prijs voor 'Infauste dienstprognose'.
In dat jaar opende hij Poetry International.
In 2002 verscheen zijn roman 'Lusthof' en in 2004 werd hij redacteur van het poëzieblad 'Awater' en zijn dichtbundel 'Apenlier' verscheen. In 'Apenlier' staat een gedicht over zijn liefde voor een buitenlandse vrouw, die hij het liefste wil naaien of 'samen uit een venster naar de rozen kijken'. Ook vergeleek hij God met Donald Duck, die 'een glas cognac niet afsloeg, neukte'.
Zijn harde taalgebruik is een afrekening met zijn door religie ingeblikte, vergalde, zwaar beperkte jeugdjaren.
Met Atte Jongstra schreef hij de bundel 'De Haagse Helicon. Dichters en denkers op het Binnenhof', dit gebeurde onder hun pseudoniem Robert Junius.
Hij schreef ook poëzierecensies voor Vrij Nederland.
Zijn stem klinkt helder, ongecompliceerd, androgyn en licht chaotisch.
Hij vertaalde de Amerikaanse dichter John Berryman.
Hij heeft met zijn vrouw vier kinderen gekregen.
Hij klust graag met zijn handen in zijn Franse huis. Een dichter kan niet enkel geestelijk bewegen.
In 2011 verscheen zijn bloemlezing 'Vuil goed', het mooiste van tien dichtbundels. Ook verscheen het prozawerk 'Rondeten in Amen', waarvoor hij van 4 tot 14 april 2011 logeerde in Amen, een Drents dorp; elke dag at hij bij een ander gezin, zoals vroeger de schaapherder dat deed na zijn werk.
Geplaatst in de categorie: literatuur