Het vergeten genie afgestoft
(voor Chaim Soutine (1893 - 1943))
Je bent geboren in Smilavichy nabij Minsk. Je was de op één na jongste van elf kinderen. Je vader heet Salomon en je moeder Sarah. Je ouders wilden dat je ambachtsman zou worden, maar zelf schilderde je veel liever. Je oefende zelf en je nam tekenlessen aan de Kruger's Tekenschool in Minsk, waar je vriendschap sloot met Michel Kikoïne (1892 - 1968). Omdat je een rabbi tekende, heeft zijn zoon, een kleermaker, je in elkaar geslagen, want het is voor orthodoxe joden verboden om iemand af te beelden, laat staan een rabbi. Je moest naar het ziekenhuis en de wrede mishandelaar moest een geldboete betalen. Met dat geld ging je samen met Michel naar Vilnius, waar je drie jaar aan de kunstacademie hebt gestudeerd. Op je twintigste ging je naar Parijs om te studeren aan de École des Beaux-Arts, waarbij je les kreeg van Fernand Cormon. Michel zat er al twee jaar eerder en je andere vriend, Pinchus Kremegne (1890 - 1981) was er ook al en wist je te lokken. Je maakte deel uit van de kunstenaars van Montparnasse en je werd dikbevriend met Amedeo Modigliani. Amedeo heeft je diverse keren geportretteerd, ook een keer op een deur van jullie kunsthandelaar Leopold Zborowski (1889 - 1932), die ook dichter/schrijver was. Je ontmoette Marc Chagall en Markus Lipchitz. In het atelier van Cormon hield je het niet lang uit, omdat je je niet kon aanpassen en je met bijna niemand om kon gaan. Dus ging je naar het Louvre, waar je Chardin, Courbet en Rembrandt bestudeerde. Je bezocht ook Amsterdam om meer Rembrandt's te bewonderen. Je was nogal een 'eitje', maar wel één met een uiterst geniale dooier. In de eerste wereldoorlog ging Michel onder de wapenen en jij werd bij een werkbrigade weggestuurd, wegens een slechte gezondheid. Amedeo oogstte successen bij Leopold en hij wees hem op jouw schilderwerken, zodat je wat geld verdiende. Je vluchtte voor de Duitse bommenwerpers en je ging naar Cagnès-sur-Mer, waar je stillevens met gladiolen en landschappen schilderde. Dit bleef je doen, ook toen je naar Céret verhuisde, waar je drie jaar verbleef. Op je zesentwintigste overleed je dierbare vriend Amedeo en je keerde diepbedroefd terug naar Parijs, waar je biddende mensen schilderde. De droefheid bleef in je werk terugkomen en de prijs van je schilderijen steeg aanzienlijk. De Amerikaanse multimiljonair Albert C. Barnes kocht in één keer 52 schilderijen, wat een grote doorbraak was, en hij zorgde ervoor dat je in Amerika gevierd werd. De avant-gardisten droegen je op handen en je kocht dure hoeden, maar je bleef sober eten, zoals je gewend was. Je verkocht ook veel werken aan Madeleine Castaing (1894 - 1992), een antiquair en interieur ontwerpster van grote, intenationale klasse. Ze was o.a. ook bevriend met Marc Chagall, Picasso, Erik Satie, Andre Derain, Henry Miller en Jean Cocteau. In 1935 had je je eerste expositie in Amerika. Je bestaan kabbelde vredig en ongestoord verder en je kreeg een liefdesrelatie met Deborah Melnik, een jeugdliefde uit Vilno. Jullie kregen samen een dochter, maar jij weigerde dat te erkennen en je maakte snel een einde aan je relatie met Deborah. Objectief gezien een laffe daad, maar wieweet wat je bezielde? Je schilderde geslachte ossen, koorknapen, communicanten, badende vrouwen en dode dieren. In 1937 werd je verliefd op Gerda Groth, een gevluchte, Duitse jodin. Jullie woonden in de Villa Seurat, in Civry en tijdens de tweede wereldoorlog in Parijs. Gerda is opgepakt, maar ze overleefde de oorlog wel. In die tijd kreeg je een liefdesrelatie met Marie-Berthe Aurenche (1906 - 1960), de tweede vrouw van Max Ernst, die in 1936 van hem was gescheiden. Zij was je laatste, intense geliefde. Je werd gezocht door de gestapo, dus trok je je hoed ver naar beneden. Je at enkel soep en gekookte aardappelen en je was angsaanjagend mager en je verloor je haar. Je dook onder in de rue des Plantes, bij vrienden van Marie. Je ging enkel 's nachts naar buiten, waardoor de concierge je verraden heeft aan de bezetters. Je vluchtte net op tijd naar Champigny-sur-Veude, waar je na vele hotels en slapen in de bossen eindelijk een huisje vond. Daar kreeg je een maagbloeding en Marie weigerde een operatie in Chinon, ze wilde de beste specialist, dus werd je urenlang naar Parijs vervoerd, ook omdat Marie overal en nergens vandaan je schilderijen wilde meenemen. Je maag was bij aankomst volledig verwoest door opengebarsten zweren en op 9 augustus 1943 stierf je om zes uur in de ochtend. Je bent begraven op de begraafplaats van Montparnasse, onder een kruis, met verkeerde geboortedatum en een verkeerd gespelde naam. Aanwezig waren Marie, Picasso, Max Jacob en Jean Cocteau. Vele anderen durfden niet. Marie leed de jaren daarna aan onoplosbare depressies en in 1960 pleegde ze zelfdoding, waarna ze heel kies bij jou begraven is.
Geplaatst in de categorie: schilderkunst