Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Chileense Christusgodin

(voor Sint Teresa de Jesús de Los Andes (1900 - 1920))

Je bent geboren als Juana Enriqueta Josefina de los Sagrados Corazones Fernández y Solar. Dat was op 13 juli 1900 in Santiago te Chili. Je vader Miguel Fernández en je moeder Lucia Solar waren rijke mensen. Je had drie broers en twee zussen, Lucita en Rebecca. Op je zesde werd je, na een aardbeving, door de Liefde van Jezus in je hart geraakt. Je deed aan zwemmen en piano spelen. Je troostte je vrienden met je goddelijke wijsheid. Al op jonge leeftijd kreeg je bijzondere genadegaven en in je tienerjaren wilde je zielsgraag karmelietes worden. Je wilde met grote eerbied net zo lijden als Jezus. Je kreeg les op de school van de Franse nonnen van het Heilig Hart. Op de dag van je eerste communie sprak Christus tot jou en je werd verliefd op Hem. Tot latere frustratie van enkele verliefde Chilenen. Dat Christus tot jou sprak vond je normaal, want je dacht dat iedereen dat ervasrde tijdens de eerste communie. Op je veertiende gaf je je leven aan Christus Jezus en Hij werd je mystieke Echtgenoot. Je werd lid van de ongeschoeide karmelietessen en het was een zware weg van zelfzuchtigheid naar empathie. Op je vijftiende deed je de gelofte van maagdelijkheid, wat om de negen dagen werd verlengd. Dat je zo jong al vaarwel zegt tegen sex met een man is misschien omdat je de kracht van de erotiek nog niet kende of je had er simpelweg geen behoefte aan of, en dat denk ik vooral, je wilde je sexualiteit opofferen voor de Liefde van Christus. Desalniettemin een zwaar offer. Je schreef aan je geliefde zus Rebecca, dat je geest alleen gevuld was met Christus en dat je verlangde om naar de Carmel te gaan om je geheel te wijden aan Hem, om jezelf te vernederen voor Hem en om zielen te redden. Later schreef je: 'Het leven van een karmelietes is één van lijden, lief te hebben en te bidden, en ik vind mijn hele ideaal in deze...'. Lijden was niets nieuws voor je. Omdat je met Jezus kon spreken, genoot je meer en meer van je alleen-zijn. Hij leerde je hoe je het lijden moest verdragen. Niet jij, maar Hij woonde in jou. Je las de overtuigende autobiografie van Thérèse van Lisieux, wat je sterk beïnvloedde. In 1918 las je haar autobiografie opnieuw en je las de autobiografie van Teresa van Avila, die veel ingewikkelder en zwaarder is. Toch herkende je ook veel in Teresa van Avila en je wilde in haar geest je kloosterleven invullen. Je was dolenthousiast, om niet te zeggen hyperhysterisch. Op je negentiende, op 7 mei 1919, werd je novice bij de ongeschoeide karmelietessen in Los Andes en je heette voortaan zuster Teresa van Jezus. Voorafgaand aan dit grootste feest in je leven had je een aanmeldingsbrief aan Moeder Angelica, de moeder-overste van het Carmel-klooster, geschreven en zij schreef jou terug, dat je een geboren karmelietes was. Moeder Angelica zei dat de twijfels over jouw roeping ongegrond waren, want die was maar wat blij met een jeugdige, bevlogen, vurige nieuweling. Bovendien had Christus ook vaak genoeg aangegeven dat je een ideale karmelietes zou zijn. Na acht dagen in het klooster schreef je aan je zus Rebecca: 'Acht dagen des hemels, zusje, ik ben blij, de gelukkigste wezen in de wereld! Ik begin mijn hemelse leven, vol aanbidding, van lof en voortdurende liefde. Het komt mij voor dat ik al in de eeuwigheid ben, sinds de tijd niet wordt gevoeld in de Carmel!'. Na twee weken in het klooster schreef je aan de priester-jezuïet Artemo Colum, dat Christus je de kracht geeft om jezelf op te offeren en om te versterven. Je was euforisch over je missie, hemelhoog juichend. Door het intieme leven met God kreeg je ziel vrede en in je leven als non ervoer je het totale zielsgeluk, wat door God gegeven werd, ondanks het lijden. Je schreef aan aan pater Artemo, dat je hart zuiver blijft en alleen aan God toebehoort, zodat je kunt zorgen dat alle kerk-leden heilig worden. Je pen vloeide over van liefde voor Jezus in die intens doorleefde elf maanden, die je als karmelietes gegeven zijn. De serene schoonheid van je gezicht weerspiegelde je innerlijke Christusgeest. Je werd gelijk Christus. Je schreef: 'Wat aantrekkelijk is onze roeping, mijn lieve zus! Wij zijn samen met onze Heiland, verlossers van de zielen. Wij zijn gastdames waarin Jezus woont...'. Al lang voor je overlijden openbaarde Christus aan jou, dat je jong zou hemelen. Je kreeg tyfus (gevangeniskoorts, veroorzaakt door luizen en dichtbewoonde, donkere smerigheid) en je leed verschrikkelijk. Als je dat in je klooster hebt gekregen, dan mag de Heilige Kerk daar alsnog zijn diepe spijtbetuiging over geven. In het ergste geval zou je het indirecte moord kunnen noemen. Helaas bestond er nog geen antibiotica, al had je als heilige ook een wonder verdiend, zoals wel bij zoveel andere heiligen. Blijkbaar is Christus net zo willekeurig als de natuur. Op 7 april 1920 deed je je religieuze professie, versneld, vanwege je fatale ziekte. Op 12 april 1920 ben je op je negentiende overleden. Op 3 april 1987 ben je in Santiago zaligverklaard door paus Johannes Paulus de Tweede, zelf een onbetwiste heilige. Je broer Luis was erbij en in 1993 heeft dezelfde paus je heiligverklaard. Je was de eerste heilige van Chili. Je bent de patroonheilige tegen lichamelijke kwalen en ziekten en voor jongeren in het algemeen. Je overblijfselen worden vereerd in het Heiligdom van Auco-Rinconada van Los Andes.

Schrijver: Joanan Rutgers, 28 november 2012


Geplaatst in de categorie: idool

2.6 met 5 stemmen 27



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)