Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Psychisch gebroken

(voor Anne Sexton (1928 - 1974))

Je bent geboren op 9 november 1928 in Newton, in de staat Massachusetts. Je vader was Ralph Harvey en je moeder was Maria Gray Staples. Je vader was een geslaagde fabrikant in wolsoorten. Je groeide op in welvaart. Je vader was ook een geslaagde alcoholist en je moeder was gefrustreerd, omdat ze haar literaire ambitie niet kon waarmaken. Je woonde voornamelijk in Boston en je had een goede band met je groot-tante Anna Dingley, die tijdens jouw adolescentie bij jullie in huis woonde. Als kind ben je hoogstwaarschijnlijk sexueel misbruikt door je ouders en je ervaarde vijandschap van hen. De afloop van je groot-tante vergrootte je onveiligheid. Je had een hekel aan school en op je zestiende ging je naar een kostschool in Lowell, Rogers Hall. Daar begon je te dichten en je zat nog één jaar op de Garland School voor vrije kunsten. Op je negentiende ben je er vandoor gegaan met Alfred Sexton, terwijl je met een ander verloofd was. Je deed modellenwerk en in 1948 ben je met Alfred getrouwd. Tijdens zijn diensttijd in Korea ben je vreemd gegaan, waardoor je in therapie bent gegaan. Op 21 juli 1953 kreeg je samen met Alfred jullie dochter Linda Gray, die ook schrijfster is geworden. Je leed aan een manische depressie en in 1954 had je voor het eerst een manische periode. Het jaar daarop opnieuw en toen kwam je bij psychiater Martin Theodore Orne (1927 - 2000) terecht, een professor in de psychiatrie en pdychologie aan de Universiteit van Pennsylvania. Hij werd lange tijd je therapeut in het Glenside Hospital en hij stimuleerde je dichterschap. Je studeerde bij de dichter John Holmes (1904 - 1962), die alcoholist was en zijn eerste vrouw sneed haar polsen door. Tante Anna overleed in 1954, wat een depressie opleverde. In 1955 werd jullie tweede dochter, Joyce Ladd, geboren. In je depressie misbruikte je soms je kinderen en was je fysiek gewelddadig. Je deed diverse pogingen tot zelfdoding. Je had ook geleden aan anorexia nervosa. Je publiceerde in 'The New Yorker', 'Harper's Magazine' en 'Saterday Review'. Je studeerde ook bij de dichter Robert Lowell (1917 - 1977), die eveneens aan een manische depressie leed en daarvoor vaak was opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Sylvia Plath en George Starbuck kregen ook les van hem. Sylvia werd je vriendin. De dichter William De Witt Snodgrass (1926 - 2009) werd je mentor en vriend. Je werd ook bevriend met de dichteres/schrijfster Maxine Kumin (1925, Philadelphia), wat de rest van je leven duurde. In 1959 overleden je ouders en de poëzie hield je op de been. Kunstrelaties werden vaak seksuele affaires en je werd door Alfred fysiek mishandeld, omdat hij je gedaanteverwisseling van afhankelijke vrouw naar literaire beroemdheid niet kon hebben. In 1962 verscheen 'My Pretty Ones' en in Engeland verscheen 'Selected Poems' (1964). In 1963 reisde je door Europa en op 11 februari van dat jaar had je dierbare vriendin Sylvia Plath zichzelf gedood door koolmonoxide-vergiftiging. 'Dat was wellicht ook de beste uitweg voor mij!', schreef je vele malen. In 1966 ging je met Alfred op een Afrikaanse safari. In 1967 ontving je de Pulitzer Prize for Poetry voor je bundel 'Live or Die' (1966). Het hoogtepunt was je bundel 'Love Poems' en het toneelspel 'Mercy Street' uit 1969 en de bundel prozagedichten 'Transformations' uit 1972. Je was zeer afhankelijk van je therapeuten, je medicatie en goede vrienden, met name Maxine Kumin en Lois Ames. Depressies en piekperioden wisselden elkaar af en de vele zelfdodingspogingen maakten je familie en vrienden nerveus en alert. In 1973 wilde je van Alfred scheiden en zo gebeurde het, ten koste van je gezondheid, want je vereenzaamde en je trachtte je depressie met alcohol weg te spoelen. Je vervreemde van vele vrienden en je kon moeilijk met je volwassen dochters omgaan. In 1974 verscheen 'The Death Notebooks' en je voltooide 'The Awful Rowings Towards God'. Op 4 oktober 1974 had je een lunch met Maxine en je besprak je manuscript van 'The Awful Rowing Towards God'. Toen je in je huis te Boston arriveerde, deed je de oude bontjas van je moeder aan, je dronk enkele glazen wodka, je deed al je ringen van je vingers en je sloot jezelf op in de garage. Je startte de auto en na verloop van tijd stikte je door de koolmonoxide. Net als Sylvia. Je bent begraven in de Forest Hills Cemetary an Crematory in de historische wijk Jamaica Plain van Boston. Je werd zesenveertig. In de jaren zestig kreeg je een seksaffaire met de vervangende therapeut van psychiater Orne, wat tenslotte de grootste aanleiding tot je zelfdoding was. George E. Sexton (1901 - 1960) en Joan S. Palmer (1931 - 1969) staan boven jouw naam een gezamenlijke grafsteen.

Schrijver: Joanan Rutgers, 5 december 2012


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 113



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)