Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Tot het bittere einde kapotgestreden

(voor Susannah McCorkle (1946 - 2001))

Je bent geboren op 1 januari 1946 in Berkeley.
Je vader was manisch-depressief en pleegde zelfdoding. Je oudere zus Maggie is schizofreen en je moeder kreeg Alzheimer.

Je studeerde moderne talen aan de Universiteit van Californië, toen je vader een zenuwinzinking kreeg en moest worden opgenomen. Een therapeut zei, dat je in een brandend gebouw leefde en dat je moest ontsnappen. Je ging naar Parijs, Londen en Rome. Je begon met het opbouwen van je zangcarrière. In Parijs beluisterde je liederen van Billie Holiday, die je sterk beïnvloed heeft. Je werd bijna een tolk bij de Europese Commissie in Brussel.

Op je zesentwintigste verhuisde je naar Londen, waar je twee jazz-albums maakte, die gewaardeerd werden, maar te weinig verspreid. Je zong in jazz-clubs, ook in Rome.
Op je vierendertigste verhuisde je naar New York City. Je was betrokken bij de Cookery in Greenwich Village, waardoor je de aandacht kreeg, die je verdiende. De critici waren laaiend enthousiast. Je was intelligent, warm en grappig.

In de jaren tachtig verschenen er albums als 'How Do You Keep The Music Playing' en 'As Time Goes By'. Je stijl was gerijpt en je rokerige stem werd donkerder.
Je albums 'No More Blues' en het Braziliaanse 'Sabia' zorgden voor een wereldwijde doorbraak.
Je werd opgenomen door het Smithsonian Institution in een populaire muziekserie. Je trad op in het Lincoln Center, in de Avery Fisher Hall, vijf keer in de Alice Tully Halls en drie keer in Carnegie Hall.
Je was solist bij de componist/dirigent Skitch Henderson en zijn The New York Pops Orchestra.
Je vertaalde teksten van Franse, Italiaanse en Braziliaanse liederen. Je hield veel van de Bossa Nova en met name van Antônio Carlos Jobin en dan vooral zijn lied 'Aguas de Março'.

Je hebt diverse verhalen gepubliceerd en op je vijfenveertigste begon je een roman te schrijven.
Je fictie verscheen in Mademoiselle en Cosmopolitan Magazine.
Je non-fictie verscheen in het New York Times Magazine en in American Heritage.
Je hebt negentien albums voltooid.

Je was getrouwd met Dan DiNicola en na de scheiding bleef hij een goede vriend.
Je kreeg borstkanker, waar je gelukkig van genas.

Je was net als je vader manisch-depressief, wat je heel goed verborgen hield. Je zocht hulp bij artsen, voedingsdeskundigen, homeopaten en medicijnen. Je accepteerde niet dat je regelmatig je medicatie moest innemen om stabiel te blijven. Je keek naar andere familieleden, die antidepressiva gebruikten en jij wilde niet op hen lijken.

In de vroege ochtend van 19 mei 2001 stuurde je enkele e-mails naar vrienden en rond drie uur 's ochtends schreef je een brief voor Thea Lurie. Op een kaartje schreef je de naam en het telefoonnummer van Thea en Dan en je stopte dit in je zak. Daarna heb je zelfdoding gepleegd door uit het raam van je appartement op de zestiende verdieping aan West 86th Street in Manhattan te stappen.

Een dicht gelaten flesje met een nieuw voorgeschreven antidepressivum stond op een tafel. Je was ervan overtuigd, dat je ziekte niet voor langere tijd te genezen kon worden en je wilde niet langer een last voor iedereen zijn. Je kon niet meer langer vechten tegen jouw levenslust vernietigende depressie.
Je schreef 'Ik geef mijn liefde aan iedereen die ik achterlaat!'.

Je werd vijfenvijftig jaar en je as is verstrooid in de Conservatory Garden in Central Park, je lievelingsplek.

Schrijver: Joanan Rutgers, 11 december 2013


Geplaatst in de categorie: idool

3.1 met 11 stemmen 527



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)