De charmante spil van de Bloomsbury-groep
(voor Lady Ottoline Morrell (1873 - 1938))
Je bent geboren op 16 juni 1873 in Tunbridge Wells als Ottoline Violet Anne Cavendish-Bentimck.
Je vader was luitenant-generaal Arthur Cavendish-Bentinck. Je moeder was Augusta Browne en de latere barones Bolsover. Je vader was eerder getrouwd met Elizabeth Sophia Hawkins-Whitshed en ze kregen een zoon William, die de zesde hertog van Portland werd.
In 1877 overleed je vader.
In 1879 verhuisde je naar Welbeck Abbey in Nottinghamshire, wat in de elfde eeuw een abdij van de Norbertijnen was. Je eerste liefdesrelatie was in 1898 met de Zweedse arts/schrijver Axel Munthe. Je verbleef met hem in de Villa San Michelle op Capri. Hij was de lijfarts van prinses Victoria van Baden. Je hebt een huwelijk met hem afgewezen, omdat zijn atheïsme botste met jouw spiritualiteit.
In 1902 trouwde je in Londen met de liberale politicus Philip Edward Morrell, die uit een rijke familie van bierbrouwers kwam. Hij had gestudeerd aan Eton College. Jullie waren beiden dol op kunst en jullie hadden een open huwelijk. Philip had buitenechtelijke geliefden met wie hij enkele kinderen kreeg. Jij verzorgde deze kinderen en je deed er alles aan om Philips mentale instabiliteit te verbergen. Philip en jij kregen twee kinderen, Hugh, die als kleuter overleed, en dochter Julian Ottoline.
Jij had vriendschappen met o.a. de filosoof Bertrand Russell, de schilder Augustus John, de schilder Henry Lamb, de kunstenares Dora Carrington, de kunsthistoricus Roger Fry, Maria Nijs, de vrouw van Aldous Huxley, en in je nadagen je tuinman Lionel Gomme. Deze laatste verhouding was de inspiratiebron voor 'Lady Chatterley's Lover' van DH Lawrence.
Je was bevriend met vele kunstenaars. Je werk als beschermvrouw was blijvend en invloedrijk. Je was o.a. bevriend met DH Lawrence, EM Forster, TS Eliot, Aldous Huxley, Siegfried Sassoon, Dora Carrington, de schilders Gilbert Spencer en Mark Gertler, die zichzelf op 47-jarige leeftijd vergaste, zwaar depressief over het overlijden van zijn moeder en de zelfdoding van Dora Carrington, op wie hij jarenlang hopeloos verliefd is geweest.
Je had een herenhuis in de wijk Bloomsbury, dat als salon diende, en vanaf 1920 woonde je in het door Philip Tilden gerestaureerde Garsington Manor, nabij Oxford. Je woonde er tot 1927 en het was een toevluchtsoord voor je artistieke vrienden. Je had het al in 1914 gekocht, waardoor er tijdens de eerste wereldoorlog schrijvers van de Bloomsbury-groep onderdoken en werkten aan een woonboerderij op het landgoed, o.a. de kunstcriticus Clive Bell, Duncan Grant, Lytton Strachey en Siegfried Sassoon. Zij waren gewetensbezwaarden. Je nam de broers en schilders Stanley en Gilbert Spencer onder je hoede. Gilbert woonde in een huis op het landgoed. Gertler en Carrington kwamen er geregeld.
Je gasten wisten niet dat je financiële problemen had, waardoor je Garsington Manor in 1927 moest verkopen. In 1928 kreeg je kanker, waardoor je lang in het ziekenhuis lag. Een deel van je kaak werd verwijderd. Je bleef de patrones voor de Bloomsbury's, vooral voor Virginia Woolf, maar ook voor Henry James, WB Yeats, TS Eliot en LP Hartley. Met Augustus John bleef je dik bevriend. Als decoratrice, coloriste en tuinontwerpster was je baanbrekend. Je droeg graag excentrieke kledij op een adellijke manier. Je was zeer verlegen en diep religieus.
Op 21 april 1938 overleed je in Tunbridge Wells door een experimenteel medicijn van een arts. Je werd vierenzestig jaar.
Geplaatst in de categorie: idool