Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Twee Gentse vrienden, twee gedoemde kunstschilders

(voor Philippe Vandenberg en Mark Maet)

Philippe Vandenberg is geboren in 1952 in Gent, waar het schilderwerk van Hiëronymus Bosch en Gustave Van de Woestijne in het Museum voor Schone Kunsten hem stimuleerde om zelf te gaan schilderen. In 1970 studeerde hij Letteren, Wijsbegeerte en Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Gent. Twee jaar later stopte hij met die studies om enkel en alleen de schilderkunst te leren. In 1976 promoveerde hij in de schilderkunst aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent.

In 1978 was hij in New York, waar hij de werken van Pollock, Rothko, Kline en Ensor waardeerde, van Ensor vooral 'Het gevecht der opstandige Engelen'.
In 1980 bezocht hij het Museo del Prado in Madrid, waar je de werken van Diego Velázquez, El Greco en Francisco Goya bewonderde.
Hij publiceerde in 1985 samen met Hugo Claus 'De Gezegden'.
Hij maakte strips en in 1994 doorleefde hij Job en de Apocalyps. Hij las Augustinus, Sophocles, Heiner Müller, Johannes van het Kruis en Emil Cioran.
In 1995 schreef hij 'De stand der dingen' en 'De lamentaties van het schip'. Hij schilderde 'Het zevende zegel', een schilderwerk van olieverf, aquarel, gouache en bloed.

Tussen 1996 en 1999 bezocht hij herhaaldelijk Marseille, de geboortestad van Antonin Artaud, duidelijk homofiel en 51 jaar geworden. En Arthur Rimbaud werd in een ziekenhuis in Marseille verpleegd. Hij was idolaat van de Oostenrijkse dichter Georg Trakl en Paul Celan. Hij schilderde het portret van Artaud en Ulrike Meinhof.
In 1999 had hij een retrospectieve tentoonstelling in het Museum van Hedendaagse kunst in Antwerpen, met de tekst 'Op weg is een kooi is een man, zijn handen rood'.
In 2003 toonde hij een aantal belangrijke tekeningen onder de titel 'Daily Drawings of Good & Vile 1997-2003'. In datzelfde jaar verscheen in het Museum Dr. Guislain de voorstelling van Pelgrims Keel, een uitgave met tekst en tekeningen van hem, naar een grafisch ontwerp van Inge Ketelers.

In 2004 verscheen verscheen bij Ergo Pers 'Exil de Peintre', een bibliofiele uitgave met etsen en de tekst 'Lettre au Nègre'. Zijn teksten en beelden gingen steeds meer in dialoog met elkaar. In 2008 was zijn expositie 'Artist in Residence' in het Gentse Museum voor Schone Kunsten. Hiermee confronteerde hij zichzelf met de bekende, oude meesters. Zijn gebrek aan discipline en zijn overmatige ongeduld zaten een internationale doorbraak in de weg. Hij voelde zich terecht miskend, met name door wijlen Jan Hoet, de toenmalige conservator van het Gentse Museum van Hedendaagse Kunst, die jou 'geen oorspronkelijk talent' noemde, wat hem veel schade berokkende. De verkoop daalde tot een nulpunt. Hoet heeft zijn uitspraak later wel hersteld. Op 29 juni 2009 pleegde hij in zijn atelier zelfdoding. Hij werd 57 jaar.

Jaren daarvoor schilderde Philippe een geweldige reeks rauwe werken voor zijn vriend en kunstbroeder Marc Maet. Marc is geboren op 21 juni 1955 in Schoten en bij een schoolvriend zag hij schilderijen van o.a. Picasso, Appel, Alechinsky en Lanskov. Dat was zijn inspiratiebron. Hij zat van 1974 tot 1978 op de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. Ook Marc is door kunstpaus Jan Hoet in de hoek getrapt, wat hem veel pijn heeft gedaan. Marc exposeerde in Athene, São Paulo en New York. Hij was leraar aan de Academie in Gent. In 1982 won hij in Oostende de Europa Prijs voor Vrije Schilderkunst. In de jaren negentig kreeg hij steeds meer problemen met zijn gezondheid en raakte hij verbitterd.

Dat Hoet hem heeft laten vallen, verwoestte zijn reputatie en zijn verkoop. Zijn werk doet denken aan het werk van René Magritte en Marcel Broodthaers. Op 19 juni 2000 schoot Marc in zijn atelier een kogel door zijn hoofd, twee dagen voor zijn 45-ste verjaardag. In zijn afscheidsbrief aan zijn vrouw Karina Blanchar schreef hij o.a.: 'Zorg ervoor dat de schilderijen niet in handen vallen van de vele aasgieren en strontvliegen, die het kunstwereldje rijk is. Als je heel kwaad op me bent - en daar is alle reden toe - verbrand ze dan.'. Karina zag Hoet als de indirecte moordenaar. In 2008 verscheen haar boek 'Marc Maet: Ik woon in de schilderkunst'.

Schrijver: Joanan Rutgers, 17 februari 2015


Geplaatst in de categorie: geschiedenis

2.0 met 5 stemmen 154



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)