Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Weggekwijnd op Djurgarden, maar met een trouwe verpleegster

(voor Gustaf Fröding (1860 - 1911))

Je bent geboren op 22 augustus 1860 in het Alstar herenhuis in Karlstad. Het gezin was muzikaal, maar werd geplaagd door ziekte. Je vader was een melancholische ondernemer met een longziekte. Je moeder Emilia Fröding was de dochter van de theoloog/bisschop Carl Adolph Agardh. Ze had een ernstig psychische stoornis. Je hield als scholier van de Zweedse literatuur en in 1880 werd je student aan de universiteit van Uppsala. Na vier jaar ging je terug naar Karlstad.

Je schreef voor een krant, waar je in 1886 een vaste baan bij kreeg als literatuurdeskundige, columniste en rapporteur. Je was ook redactrice van het Karlstad tijdschrift. Vanwege je progressieve zenuwziekte moest je periodiek behandeld worden. In 1891 publiceerde je na veel aarzeling je eerste dichtbundel 'Gitaar en accordeon' bij Albert Bonnier in Stockholm. De bundel was zeer geliefd en in 1894 verscheen 'Nieuwe gedichten', in 1896 'Spuiten en tabbladen' en in 1897 'Nieuw en Oud'.

In 1899 brak de waanzin geheel door en moest je verzorgd worden. Langzaam aan ging het beter met je, maar je werd nooit meer de oude, je bleef een gebroken man. Je was geïnspireerd door de dichter/schrijver/edelman Carl Gustaf Verner von Heidenstamsgatan, die in 1916 de Nobelprijs voor de Literatuur won. In de zomer van 1896 ontmoette je hem, graaf Karl Birger Morner, de kunstschilder Johan Axel Gustaf Acke en de schrijver Albert Engström. Op 28 juli 1896 was je samen met je zus Cecilia op het huwelijksfeest van Carl Gustaf en Olga Wiberg op het eiland Blue Maiden. Je gedicht 'Een Ochtenddroom' is een erotisch liefdesgedicht met kritiek op de toekomst, de kerk, de benepen moraal en de walgelijke preutsheid rondom naaktheid en seksualiteit. Je werd ervoor voor de rechter gesleept, maar na twee uur vrijgesproken.

De negatieve aandacht vanwege 'Een Ochtenddroom' verergerde je geestesziekte en je depressie. Tijdens de rest van je leven zat je regelmatig in verpleeghuizen en psychiatrische ziekenhuizen, vanwege je psychische problemen en je zware alcoholisme. Vanaf 1890 tot 1896 zat je periodiek in de zenuwkliniek Suttestad in Lillehammer, Noorwegen, waar je 'Spuiten en tabbladen' samenstelde. Daarvoor zat je een jaar in een zenuwkliniek in Görlitz, Duitsland. In 1887 overleed je moeder. In je gedicht 'Ghasel' schrijf je hoe het is om een buitenstaander te zijn, om aan de kant van de maatschappij te staan, als een buitenaards wezen. 'Ik wil en ik moet uitgaan om het leven te drinken, al was het maar voor een minuut, zodat ik niet langzaam door de grilheid stik.'.

Je schreef in een krant over de politieke situatie in Noorwegen en in 1896 ging je naar Zweden terug. In 1898 werd je in het Uppsala Hospital door de professor in de psychiatrie Frey Svenson verzorgd. Hier ben je vaak bezocht door de lerares/schrijfster Ida Brook Mann, die graag met jou wilde trouwen en die je naar een Nederlandse psychiater wilde brengen voor herstel. Ik denk dat ze Frederik van Eeden bedoelde. Deze plannen gingen niet door en ze schreef 'Graal Zoeker' over jou. Uit teleurstelling ontkende ze dat ze jou ooit had ontmoet. Veel later heeft ze dat bijgesteld. Op 26 juli 1900 overleed Albert Bonnier.

In 1905 werd je verzorgd door Signe Trotzig in Villa Gröndal op het eiland Djurgarden. Je verzwakte door je alcoholisme en diabetes. Signe verzorgde je tot op het laatst. Op 8 februari 1911 overleed je om tien voor negen 's ochtends. Je werd vijftig jaar en de uitvaart was in de Klarakerk in Stockholm, geleid door aartsbisschop Nathan Söderblom, die in 1930 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg. Er waren 200.000 rouwenden aanwezig. Je bent begraven in de Uppsala oude begraafplaats.

Schrijver: Joanan Rutgers, 16 oktober 2015


Geplaatst in de categorie: idool

4.0 met 3 stemmen 56



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)