Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Een Joods en homoseksueel tragedie

(voor Jacob Hiegentlich (1907 - 1940))

Je bent geboren op 30 april 1907 op de Markt 27 in Roermond. Jouw Joodse ouders waren Sallie Hiegentlich, een textielhandelaar, en Rosalie Egger. Jij was één van hun vier zoons en één dochter. Jouw moeder bepaalde vooral de goede sfeer in huis. Jij koesterde een grote verering voor haar. Jouw broer Joseph werd een advocaat in Amsterdam. Jij ging naar het gymnasium in het Bisschoppelijk College van Roermond. Op jouw zestiende verscheen jouw dichtbundel 'Die Rote Nacht', wat doet denken aan de poëzie van Willem Kloos en Heinrich Heine. In jouw jongensjaren bewonderde je het werk van Charles Baudelaire.

Op jouw zeventiende verscheen jouw debuutroman 'Het zotte vleesch; roman van het Limburgsche volk' onder het pseudoniem David Jozua de Castro. Zo goed als de hele oplage is door jouw vader opgekocht en vernietigd, omdat jij volgens hem pijnlijke onthullingen deed over het leven van zijn bevriende arts Laurent Stijn. Jij behaalde het gymnasium-diploma niet en je ging op aanraden van jouw vader Middelbaar Nederlands in Amsterdam studeren. In 1927 verscheen jouw toneelstuk 'Gaat u zitten', wat door Leuvense studenten is opgevoerd. Geleid door de regisseur Lode Plaum en jou. Op 17 november 1930 behaalde je jouw diploma. In 1929 verscheen jouw bloemlezing van Louis Couperus, die jij zeer bewonderde en die van dezelfde, homoseksuele soort was. In de Universiteit van Amsterdam vervolgde jij jouw letterkundige studie.

Je woonde op een kamer in een oud grachtenhuis, waar je glaasjes Bols-jenever voor jouw hospita in schonk en waar je zware sigaren rookte. Je kleedde jezelf als een ware dandy en je had een duurzaam jongensgezicht. Je bent o.a. beïnvloed door Marcel Proust, Marc Chagall, André Gide en Siegfried van Praag. Jouw vrienden waren o.a.: Bertus Aafjes, Jac. van Hattum, Eduard Hoornik en Gerard den Brabander. In Amsterdam mengde jij jezelf met de bohemiens en kunstenaars, met name de kunstschilders. Je bezocht het café Reynders aan het Leidseplein en je werd lid van de Zionistische Studenten Organisatie.

Vanaf 1932 was je een leraar aan het Theosofisch Lyceum 'Drafna' in Naarden, maar jouw krachtige individualisme botste met het onderwijssysteem. In 1932 publiceerde je een sonnet in het poëzieblad 'Helikon', geïnspireerd door de romanfiguur Tadzio uit 'Der Tod in Venedig' van Thomas Mann. Thomas zag in 1911 een opmerkelijk knappe jongen in Venetië, die hem tot Tadzio inspireerde. In 1935 verscheen het gedicht 'Kerstmis aan de bar' in Elsevier', over mensen die schijnbaar gelukkig zijn, maar die innerlijk worden gepijnigd door verdriet.

Eind 1935 werd je een full-time schrijver. Door de opkomst van het fascisme en antisemitisme groeide jouw angst voor de vernietiging van persoonlijke vrijheden en de Europese cultuur. Je raakte ontgoocheld en wanhopig. In jouw proza idealiseerde jij jouw Joodse, Limburgse jeugd, beïnvloed door jouw geliefde voorbeelden Carry van Bruggen en haar broer Jacob Israël de Haan, die net als jij homoseksueel was. Je schreef lovende boekrecensies over Carry en Jacob. Je schreef voor Joodse en Zionistische tijdschriften, zoals 'De Joodsche Wachter', waarin je tegen het nazisme waarschuwde. In 1937 verscheen jouw roman 'Onbewoonbare wereld', over de zoon van de uitgever van een NSB-magazine, die van plan is om zijn vader te vermoorden, omdat hij antisemitische ideeën verspreidt, maar die uiteindelijk zelfdoding pleegt en door de NSB misbruikt wordt.

In 1938 verscheen 'Schipbreuk in Luik', over een door het nazisme van Duitsland vervreemde hoofdpersoon, die sterk op jou lijkt. In 1939 weigerde Elsevier jouw verhaal 'Vlucht uit de vrouwenwereld' te publiceren, terwijl het een psychologisch-literair hoogstandje is. In de deels autobiografische novelle 'Mirjam' geef je een beeld van hoe de Joden worden beledigd en verstoten. In mei 1940 capituleerde Nederland. Op 14 mei 1940 pleegde jij in Amsterdam zelfdoding door gif in te nemen. Je was één van de vele Joden, die zelfdoding pleegden. Je werd bewusteloos naar het Wilhelmina-gasthuis gebracht, waar jij op 18 mei 1940 overleed. Je werd 33 jaar. Jouw vader en drie van zijn andere kinderen overleefden de oorlog ook niet. In 1946 verscheen jouw laatste roman 'Met de stroom mee', over een begaafde, maar kille acteur, die een Gestapo-agent in Vlaanderen wordt.

Schrijver: Joanan Rutgers, 11 juli 2019


Geplaatst in de categorie: idool

5.0 met 1 stemmen 860



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)