De soepele dichter van 4 Patchin Place
(voor Edward Estlin Cummings (1894 - 1962))
Je bent geboren op 14 oktober 1894 in Cambridge, Massachusetts. Jouw ouders waren Rebecca Haswell Clarke en Edward Cummings, aanhangers van het Unitarisme. Jouw zus was Elizabeth en jullie moeder speelde graag spelletjes met jullie. Jouw vader was een professor aan de Harvard University en later werd hij minister van de South Congregational Church in Boston. Jouw ouders stimuleerden jouw creatieve gaven. Als kind schreef je gedichten en tekende je. De filosofen William James en Josiah Royce waren jullie huisvrienden. William was ook psycholoog en getrouwd met Alice Howe Gibbens. Ze kregen vijf kinderen, o.a. de biograaf Henry James.
Jij verbleef veel zomers aan het Silver Lake bij Madison, waar jouw vader twee huizen had gebouwd. In 1899 kocht jouw vader de 'Joy Farm' van Ephraïm Joy. In 1929 gaf jouw moeder de boerderij aan jou. Het was levenslang elke zomer jouw verblijf. Er was ook een grote schuur bij. Je geloofde in het Transcendentalisme en je had een persoonlijke relatie met God en een rijk gebedsleven. Van jouw 8-ste tot jouw 22-ste schreef jij dagelijks gedichten en verkende jij diverse dichtvormen. Je studeerde aan de Harvard University, waar je een Bachelor of Arts graad magna cum laude behaalde. In 1915 slaagde je voor Phi Beta Kappa en in 1916 behaalde je een Master of Arts graad. Je begon moderne poëzie te schrijven, met een dynamisch gebruik van de taal, zonder de conventionele grammatica en syntaxis. Na jouw studie werkte je voor een boekhandelaar.
In 1917 diende je in het Norton-Harjes Ambulance Corps. Op de boot SS La Touraine naar Frankrijk raakte je bevriend met de schrijver/biograaf William Slater Brown. William en jij konden vijf weken Parijs verkennen. Op 21 september 1917 werden William en jij door het Franse leger gearresteerd en verdacht van spionage en ongewenste activiteiten. Jullie werden in het detentiekamp La Ferté-Macé in Orne gevangen gezet. In jullie onderschepte brieven schreven jullie anti-oorlogsstandpunten en jij had het over een gebrek aan haat voor de Duitsers. Jullie zaten samen met anderen in een grote kamer opgesloten. Dit inspireerde jou tot het schrijven van jouw autobiografische debuutroman 'The Enormous Room' uit 1922. Door jouw vader, die een brief aan president Woodrow Wilson had geschreven, werd jij op 19 december 1917 vrijgelaten, terwijl William nog drie maanden in een gevangenis in Précigné zat. Daarna zeilde hij naar New York en zag jij hem terug. Pas in 1947 overwon William zijn strijd tegen zijn alcoholisme.
Tot november 1918 diende jij in de 12de Divisie in Camp Devens. In 1921 ging je naar Parijs, waar je twee jaar woonde. Je keerde vaak naar Parijs terug. In 1923 was je terug in New York en verscheen jouw dichtbundeldebuut 'Tulips and Chimneys' bij Thomas Seltzer, getrouwd met Adele Szold. Op 19 maart 1924 trouwde jij met Elaine Orr, de ex-vrouw van de dichter/uitgever Scofield Thayer, jouw vriend, die aan paranoïde schizofrenie leed. In december 1919 was jullie dochter Nancy geboren. Na twee maanden gingen Elaine en jij uit elkaar. In 1925 verscheen 'XLI Poems', avant-gardistische gedichten. Je reisde naar Rusland, Noord-Afrika en Mexico. In 1926 verscheen jouw dichtbundel 'is 5' bij Boni & Liveright, met 88 satirische en anti-oorlogsgedichten. In 1926 kregen jouw ouders een auto-ongeluk, waarbij jouw vader overleed en jouw moeder ernstig gewond raakte. Je schreef de hommage 'my father moved through dooms of love'.
Op 1 mei 1929 trouwde jij met Anne Minnerly Barton. In augustus 1934 zijn jullie officieel gescheiden. Jouw derde vrouw was Marion Morehouse, een fotografe en modemodel. In de jaren dertig was Samuel Aiwaz Jacobs jouw uitgever. In 1952 werd je gastprofessor aan de Harvard University. Je gaf er poëzielezingen. De laatste jaren reisde je en gaf je lezingen. Je was veel in 'Joy Farm'. Op 3 september 1962 overleed je in het Memorial Hospital in North Conway. Je werd 67 jaar en je bent in de Forest Hills Cemetery in Boston begraven.
Marion overleed op 18 mei 1969, terwijl zij op 4 Patchin Place in Greenwich Village woonde, waar jij vanaf 1923 tot aan jouw overlijden hebt gewoond. Het is een doodlopende straat met 10 rijtjeshuizen van drie verdiepingen. De schrijfster/kunstenares Djuna Barnes woonde vanaf 1940 in een klein appartement op nummer 5, tegenover jouw huis. In 1950 stopte ze met haar alcoholisme. Jij schreeuwde vaak naar haar: 'Are you still alive, Djuna?'. Ze was een kluizenares en zeer achterdochtig. Ze vermeed zelfs Anaïs Nin, omdat die een romankarakter naar haar had vernoemd. Ze overleed op 18 juni 1982. De schrijvers Theodore Dreiser en John Cowper Powys woonden ook op Patchin Place. Ze waren vrienden van elkaar. John was ook bevriend met de dichteres Frances Gregg en de danseres Isadora Duncan. Verder woonden er o.a. de schrijver William Brinkley, de schrijfster Alyse Gregory, de dichter John Masefield en op nummer 1 de dichter/journalist John Reed, samen met de journaliste Louise Bryant, zijn vrouw. John overleed op zijn 32-ste in Moskou door de gevlekte tyfus, met Louise aan zijn zijde. En de schrijver Randolph Bourne woonde er ook. Randolph overleed op zijn 32-ste door de Spaanse grieppandemie, waar mogelijk 50 tot 100 miljoen mensen door overleden.
Since feeling is first
since feeling is first
who pays any attention
to the syntax of things
will never wholly kiss you:
wholly to be a fool
while Spring is in the world
my blood approves
and kisses are a better fate
then wisdom
lady i swear by all flowers. Don't cry
- the best gesture of my brain is less than
your eyelids' flutter which says
we are for each other: then
laugh, leaning back in my arms
for life's not a paragraph
and death i think is no parenthesis
E. E. Cummings
11 april 2020
Geplaatst in de categorie: idool