Uit angst voor intimiteit in woorden ondergedoken
(voor Ivan Cankar (1876 - 1918))
Je bent geboren op 10 mei 1876 in Vrhnika, Oostenrijk-Hongarije, nu Slovenië. Jouw vader Joze Cankar was een kleermaker/ambachtsman met een kledingverhuurwinkel. Door de moderne textielindustrie kelderde zijn inkomen. Hij stichtte samen met anderen een Leesvereniging en hij was aan de drank. Kort na jouw geboorte ging hij naar Bosnië en liet hij zijn gezin in de steek. Jouw broers waren Joseph, Karl en Neza. Jouw zussen waren Mary, Francka, Mary 2, Francka 2, Ivana, Franceska, Marija en Karolina. Mary en Francka overleden als kinderen. Jouw moeder Neza Pivk heeft jou opgevoed. Je had een hechte, maar ambivalente relatie met haar. In jouw prozawerk is zij een zelfopofferende en onderdanig onderdrukkende moeder.
Na de grammaticaschool in Vrhnika ging je naar de Technische Hogeschool in Ljubljana, van 1888 tot 1896. In de herfst van 1888 woonde je eerst bij oom Simn op het Valvasor-plein. Daarna woonde je in een studentenhuis op Poljanski dijk 14 en at je in de Volkskeuken, nu op Streliska 12. Tot de zomer van 1895 was je bevriend met de schrijver Ivan Tavcar, getrouwd met Franja Tavcarjeva, die jou te eten gaf. Je werd geweigerd, toen jouw gedrag te grof en onbesuisd werd. Je woonde ook drie jaar bij de studentenhuisvrouw Ana Borjasic. Je begon eerst vooral poëzie te schrijven, beïnvloed door France Preseren, Simon Jenko, Simon Gregorcic en Heinrich Heine. In 1893 ontdekte jij de poëzie van Anton Askerc, wat jou enorm beïnvloedde, maar jij was ook sarcastisch-kritisch over zijn latere poëzie. In 1896 studeerde jij engineering aan de Universiteit van Wenen, maar dat werd later Slavische filologie. Je was een bohemien en bevriend met de schrijver Fran Govekar, die acht maanden geneeskunde studeerde en met de publiciste/vertaalster Minka Vasic trouwde. Je was een aanhanger van het positivisme en empirisme.
In het voorjaar van 1897 verhuisde jij naar Vrhnika terug. Op 23 september 1897 overleed jouw moeder. Jij verhuisde naar Pula, maar in 1898 verhuisde je weer naar Wenen, waar jij tot 1909 bleef wonen. In maart 1899 verscheen jouw enigste dichtbundel 'Erotika' bij de uitgever Otomar Bamberg. Daarna schreef je romans, novellen, verhalen, essays en toneelstukken. In 1900 schreef jij aan de schrijfster/vertaalster Zofka Kveder, dat je het positivisme en naturalisme verwierp. Je geloofde nu in het spiritualisme, symbolisme en idealisme. Je verbrak jouw vriendschap met Fran Govekar. Je was fel gekant tegen het Sloveens liberalisme en je groeide naar het socialisme toe. Je uitte een vernietigende kritiek op de poëzie van Anton Askerc, die tot 1898 een roomse priester was, maar ook een vrijdenker en criticus. Zijn poëzie was politiek-realistisch en traditioneel episch. Je keerde jouw vroegere meester de rug toe, ook omdat hij de nieuwe. literaire stromingen verachtte. Zijn grote opvolger was Josip Pagliaruzzi (1859 - 1885), die op zijn 25-ste door overspannenheid en een hersenontsteking overleed. Jij werd sterk beïnvloed door de radicale, christelijk-socialistische politicus/priester/schrijver Janez Evangelist Krek, die tegen het liberalisme streed, net als bisschop Anton Mahnic. Janez overleed op 8 oktober 1917 door uitputting. Hij werd 52 jaar en hij is in de Zale Centrale Begraafplaats in Ljubljana begraven.
Jij was wel tegen het clericalisme en conservatisme van de christelijke socialisten en de Sloveense Volkspartij. Je was lid van de Joegoslavische Sociaaldemocratische Partij en in 1909 verhuisde je van Wenen naar Sarajevo, waar je van september tot 10 november 1909 bij jouw broer Karl woonde. Karl was een priester. Jij verdiepte jezelf in de christelijke spiritualiteit en jij ging in Roznik, Ljubljana, wonen. Samen met de psycholoog/schrijver Mihajlo Rostohar verdedigde jij de nationale en taalkundige individualiteit van de Slovenen. In talloze essays verklaarde jij jouw politieke en esthetische opvattingen en meningen. In 1907 gaf jij in Triëst de lezing 'Het Sloveense volk en de Sloveense cultuur'. In 1909 ging jij naar Carniola en reisde jij door Slovenië voor lezingen en conferenties. In 1913 gaf jij in Ljubljana de lezing 'De Slovenen en de Zuid-Slaven', waarin jij positief adviseerde over de politieke eenwording van alle Zuid-Slaven, maar een culturele fusie van de Zuid-Slavische volkeren verwierp je. Door deze lezing moest jij één week naar de gevangenis, omdat jij de Oostenrijk-Hongaarse monarchie had belasterd. Na het begin van de Eerste Wereldoorlog werd jij in Vrhnika gearresteerd en in het kasteel van Ljubljana opgesloten, vanwege vermeende pro-Servische standpunten. In augustus 1914 overleed jouw vader, terwijl jij in de gevangenis zat. Op 9 oktober 1914 kwam je vrij.
Jij was een slechte vrouwenveroveraar en minnaar. Je was geen macho-type en nogal zwak. Behalve wanneer je wijn of rum dronk, dan werd je roekeloos. In de Weense cafés gaf je veel geld uit om dronken te worden en het gezellig te hebben. Heel veel mooie en intelligente vrouwen hebben jouw pad gekruist, maar niemand bleef echt vasthaken. Je leed aan een fundamentele, chronische bindingsangst, behalve dan voor woorden. De geliefden in jouw leven waren o.a.: Stefka Löffler (1887 - 1962) uit Wenen, die met jou verloofd was. Je wilde wel met haar trouwen, maar je stelde het steeds uit. Nadat jij Wenen verliet, heb je de verloving verbroken. Je schreef 225 liefdesbrieven aan haar. Franja Opeka (1878 - 1950), die lerares was en in 1897 met haar leraar Joze Svetly trouwde. Franja hield ook van jou. Milena Rohrmann (1885 - 1945), die ook dacht met jou te zullen trouwen en ook een lerares. Helena Pehani (1875 - 1953), een lerares in Postojna, die jij liefdesgedichten stuurde, al is daar geen bewijs van. Zij trouwde in 1900 met een klasgenoot van jou. Pavla Kermavner, een vluchtige affaire. Minka Lusin (1879 - 1946), die al jouw liefdesbrieven verbrandde. Minka's zus Anica Lusin (30 mei 1881 - 1910, Plesivec), een lerares, die in 1905 met Hinko Bergant trouwde. Minka en Anica waren wees. Olgica Gruden en Alojzija Stebi, een socialistische politica/lerares/redactrice.
In 1917 zat je bij het Oostenrijks-Hongaarse leger in Judenburg, maar na een maand mocht je vanwege jouw slechte gezondheid/ziekte weg. Net na de oorlog pleitte jij in jouw laatste lezing voor een morele zuivering en verjonging van de Sloveense politiek en cultuur. Jij verhuisde naar het centrum van Ljubljana. In de zomer van 1918 woonde jij een tijd in Bled, waar jij bij een val van een trap verwond raakte. Op 11 december 1918 overleed jij in het Regionaal Burgerlijk Ziekenhuis Ljubljana door een longontsteking als gevolg van de Spaanse grieppandemie. Je werd 42 jaar en je bent in de Zale Centrale Begraafplaats in Ljubljana begraven, naast jouw jeugdvrienden, de dichters Dragotin Kette en Josip Murn, die beiden door tuberculose overleden, 23 en 22 jaar. In het centrum van Vrhnika is in 1930 een bronzen standbeeld (zitbeeld) van jou onthuld, gemaakt door de beeldhouwer Ivan Jurkovic.
16 maart 2021
Geplaatst in de categorie: idool