Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De afwezige ouders van Sylvia Plath

In de NRC van vrijdag 19 maart 2021 staat een recensie van de boekenredactrice/schrijfster Rosan Hollak, getiteld 'De geleerde vrouw in het nauw', over de biografie 'Rode komeet. Het korte leven en de vlammende kunst van Sylvia Plath' van Heather Clark, hooglerares hedendaagse poëzie aan de University of Huddersfield. 1343 bladzijden en vandaar door vijf mensen vertaald. Verschenen bij De Arbeiderspers en voor 70 euro aan te schaffen. Heather mocht van Frieda Plath, Sylvia's dochter, ongehinderd in alle Plath-archieven snuffelen. Volgens Heather speelde het vrouwonvriendelijke klimaat in de jaren 50 en 60 een belangrijke rol in de zelfdoding van Sylvia Plath, wat volgens mij vaag gewauwel is en typisch achterafgezeur van een hedendaagse, op een hoge post genestelde feministe zonder kennis van psychiatrische aandoeningen. Het kan ook de interpretatie van Rosan zijn, maar dat maakt niet uit. Rosan noemt enkel 'depressieve inborst' en 'onstuimig narcisme' als verklaring voor Sylvia's zelfdoding. Dat is wel heel kort door de bocht en afgezwakt. Hiermee wordt het zwaartepunt bij de omgeving gelegd en niet bij de innerlijke wereld van Sylvia, die wel degelijk aan schizofrenie leed in combinatie met overlappingen in het bipolaire stoornis spectrum. Als je daar aan lijdt, dan zijn een chronische depressie en suïcidale neigingen logisch effecten. Die ernst ontkennen en toedekken is bedrieglijk en respectloos.

Sylvia's vader was Otto Emil Plath, geboren op 13 april 1885 in Grabow, Duitsland, aan de rivier de Elde. Otto was een schrijver, academicus en bioloog. Hij was de oudste van zes kinderen. Zijn ouders waren de smid Theodore Plath en Ernestine Kottke. Het smeedwerk werd door de industrialisatie verdrongen en Otto besloot in september 1900, op zijn 15-de, naar Amerika te gaan. Hij reisde met de SS Auguste Victoria, die drie dikke stoompijpen had, vanuit Hamburg naar New York. Johann Poppe was de interieurontwerper van dat schip. Otto bleef een tijd in New york City hangen, want hij was dol op die stad. Daarna ging hij volgens plan naar zijn opa en oma in Fall Creek, Wisconsin, opgericht in 1870. Hij woonde bij zijn oom en hij werkte in de winkel van zijn oom. Hij kreeg Engelse les en zijn opa John betaalde zijn hogere onderwijskosten, maar Otto moest wel beloven, dat hij dan een Lutherse predikant ging worden. Dat vond Otto een prima deal en hij ging bij zijn opa en oma wonen. In de herfst van 1906 ging hij klassieke talen studeren aan het Northwestern College in Watertown, in het Recitatiegebouw uit 1895 en in het Martin Luther College in New Ulm. Daar was ook een seminarie en een Duits-Luthers leersysteem aan verbonden.

Na zijn afstuderen ging Otto in 1910 naar het Wisconsin Lutheran Seminary in Mequon/Wauwatosa. In 1840 hebben oud-Lutheraanse immigranten uit Pruisen de Trinity Lutheran Church of Freistadt opgericht. Na enkele weken hield Otto het voor gezien en was hij teleurgesteld in de Evangelisch-Lutherse-Synode van Wisconsin. Zijn opa bedreigde hem met ernstige consequenties, wanneer hij weg zou gaan. Otto verliet het seminarie en opa John streepte zijn naam in de Familiebijbel door en hij verwierp hem. Otto ging naar Seattle en hij werd leraar Duits aan de University Heights School op 5031 University Way Northeast. Daarnaast studeerde hij specifieke studies in het Duits aan de University of Washington op Denny's Knoll in Seattle. Door de geschriften van Charles Darwin ging hij ook biologie studern en doceren. In 1912 behaalde hij een Master of Arts. In mei 1917 verklaarde Amerika de oorlog aan het keizerlijke Duitsland en werd hij verdacht van Duitse sympathieën. Na een onderzoek werd hij loyaal aan Amerika bevonden. Vanaf 1922 was hij leraar aan de Boston University en in 1925 behaalde hij een Master of Science aan de Harvard University in Cambridge en in 1928 een Ph.D in Science. Zijn proefschrift ging over hommels.

Via zijn vriend Rupert Bartz ontmoette Otto Lydia Clara Bertz, de zus van Rupert. Otto trouwde met Lydia en na een paar maanden scheidde hij van haar, zonder dit wettelijk te regelen. Hij publiceerde in de wetenschappelijke tijdschriften 'The American Naturalist' en 'The Biological Bulletin'. In 1929 ontmoette hij Aurelia Frances Schober, geboren op 26 april 1906 in Boston. Haar ouders waren Franz Schober uit Bad Aussee in Oostenrijk en Aurelia Grünwald. Zij is in Winthrop opgegroeid. Zij was in 1928 afgestudeerd aan het Practical College of Arts and Letters van de Boston University, met een Bachelor of Secretarial Sciences. In de vakantie van 1931 gingen Otto en Aurelia naar Reno in Nevada. Daar scheidde Otto officieel van Lydia, die hij ruim 10 jaar niet gezien had. Op 4 januari 1932 trouwden Otto en Aurelia in Carson City, Nevada. Op 27 oktober 1932 werd in Boston hun dochter Sylvia Plath geboren. Op 27 april 1935 werd hun zoon Warren geboren. In 1936 verhuisden ze van 24 Prince Street in Jamaica Plain naar 92 Johnson Avenue in Winthrop. Sylvia publiceerde op haar 8-ste haar eerste gedicht in de Boston Herald.

Op 5 november 1940 overleed Otto in Winthrop door diabetes en na een beenamputatie vanwege gangreen. Hij werd 55 jaar en hij is in de Winthrop Cemetery begraven. Dit was een zwaar trauma voor Sylvia, waar ze voortdurend last van bleef houden. Ze verhuisden naar 26 Elmwood Road in Wellesley. Aurelia werd lerares steno en secretaresse aan de Boston University. Ze werkte daar tot haar pensioen in 1971. In 1975 publiceerde zij 'Letters Home: Correspondence 1950 - 1963', met brieven, die Sylvia aan haar familie had geschreven. Aurelia overleed op 11 maart 1994 in het North Hill Health Center in Needham door de gevolgen van Alzheimer. Zij werd 87 jaar.

Sylvia overleed op 11 februari 1963 op 23 Fitzroy Road in Primrose Hill, Londen. Zij pleegde zelfdoding door haar hoofd ver in de gasoven te stoppen, waardoor zij door koolmonoxidevergiftiging overleed. Zij werd 30 jaar en zij is in de begraafplaats bij de kerk in Heptonstall, West-Yorkshire, begraven. Dat ligt naast Mytholmroyd, waar Ted Hughes geboren was. Op haar grafsteen staat: 'Even amidst fierce flames the golden lotus can be planted'. William Butler Yeats heeft ook een tijd op 23 Fitzroy Road gewoond. Sylvia vond dat een goed teken. William was lid van de Hermetic Order of the Golden Dawn en The Ghost Club. Hij was bevriend met de dichteres/kunstenares Althea Gyles, die een atelier op 86 Charlotte Street, op Fitzroy Square, had. Zij was ook lid van de Golden Dawn en zij kende Oscar Wilde. Althea en William waren bevriend met Aleister Crowley, met wie zij een seksuele affaire had. Op 29 Fitzroy Square woonde van 1907 tot 1911 Virginia Woolf. Boven de blauwe plaquette op 23 Fitzroy Road voor Yeats hangt ook een blauwe plaquette voor Sylvia. Iedereen weet wat dat voor haar betekende. In 'The Bell Jar' is te lezen hoe beklemmend en uitzichtloos de binnenwereld van de schizofrene Sylvia eruit heeft gezien. Zo ook in haar stormachtige poëzie, die aan alle kanten een groot lijden verbeeldt. Haar geestelijke ziekte, die haar meer en meer verwoeste, kon niemand voor haar wegnemen en zeker niet met die elektroshocks. Met die psychiatrische geestesziekte stond zij er helemaal alleen voor. Minuut voor minuut, seconde voor seconde. Uiteindelijk kon ze niet meer verder en heeft ze de psychiatrische ziekte en bijgeleverde eenzaamheid in zichzelf gedood. Om haar zo intens lijdende ziel weer zuurstof te geven.

Schrijver: Joanan Rutgers
10 april 2021


Geplaatst in de categorie: psychologie

4.5 met 2 stemmen 94



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)