Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

In een koude crypte de liefde bedreven

(voor Maud Gonne (1866 - 1953))

Jij bent geboren als Edith Maud Gonne op 21 december 1866 in Tongham, waar een jaar eerder de St Paul Church werd voltooid, ontworpen door Ewan Christian, die in Hampstead zijn eigen paleis 'Thwaitehead' bouwde. Jouw moeder was Edith Frith Cook (1844 - 1871) en jouw vader was Thomas Gonne (1835 - 1886), kapitein bij het cavalerieregiment 17th Lancers, met als strijdleus 'Death or Glory'. Zijn voorouders kwamen uit Caithness. Jouw twee jaar jongere zus Kathleen en jij groeiden op in Donnybrook Howth en Curragh, met kindermeisjes en gouvernantes. De Gonne's kwamen uit County Mayo in Ierland. Jouw overgrootvader handelde in Spaanse wijn en jouw opa had kantoren in Londen en Porto. Jouw vader sprak zes talen en hij had geen zin in de handel. Naast officier was hij diplomaat in Oostenrijk, de Balkan en Rusland. Na het overlijden van jouw moeder ging jij naar een kostschool in Frankrijk.

In 1882 werd jouw vader adjudant generaal in Dublin Castle. Jij bleef bij hem tot zijn overlijden in 1886 door de tyfus. Na een tuberculose-aanval ben jij berooid achtergebleven, wat door de executeur-testamentair kwam. Om geld te verdienen ging jij toneelspelen en werd jij lid van een Engels theatergezelschap. Toen jij weer tuberculose kreeg, ging jij kuren in Royat, waar jij een relatie met de 16 jaar oudere journalist en extreem-rechtse politicus Lucien Millevoye kreeg, een kleinzoon van de dichter Charles Hubert Millevoye (1782 - 1816). Lucien en jij vochten beiden voor de Ierse onafhankelijkheid en het terugwinnen van Elzas-Lotharingen voor Frankrijk. Lucien stuurde jou naar het Russische hof om voor de teruggave van de Elzas te pleiten. Vervolgens streed je in Ierland voor de vrijlating van Ierse, politieke gevangenen. In 1889 ontmoette jij William Butler Yeats, die dolverliefd op jou werd.

Lucien en jij kregen twee kinderen; Georges Silvére (1890 - 1891), die door meningitis overleed, en Iseult Lucille Germaine (1894 - 22 maart 1954, door een hartziekte), die dichteres was. Na het overlijden van Georges scheidde jij van Lucien. Van jouw erfgeld liet jij een grote gedenkkapel voor Georges bouwen, een mausoleum op de begraafplaats in Samois-sur-Seine. Eind 1893 regelde jij een ontmoeting met Lucien in het mausoleum van Georges. In de winterse kou opende jij samen met Lucien de metalen luiken, die de crypte met de kist van Georges afdekten. Wellicht zijn de luiken ook gesloten. Via een ijzeren trap daalden jullie de zeven treden naar beneden af. Er was kaarslicht of het licht van een olielamp. In de rechterhoek staat de dubbele bekisting van Georges' overblijfselen. Misschien heb je een deken op de koude vloer gelegd. Naast die houten kist hebben jullie toen de liefde bedreven, zodat de ziel van Georges kon reïncarneren, wat de opzet was, aangewakkerd door jouw vriend, de mysticus George Russell. Het was ook ultiem therapeutisch. Een toevallige voorbijganger moet raar opgekeken hebben, maar jullie zullen de kreungeluiden zoveel mogelijk gedempt hebben. Via Yeats en zijn vriendenschaar was je aan het occulte en spiritisme gaan doen. Je gebruikte chloroform om te kalmeren. Je raakte zwanger en op 6 augustus 1894 is Iseult geboren. Iseult ging naar een karmelietenklooster in Laval en terug in Ierland noemde jij haar jouw nichtje, want dat zij de dochter van jouw ex Lucien en jou was, mocht niet bekend worden. Om dezelfde reden werd zij ook niet in jouw testament genoemd.

In 1902 speelde jij de Ierse koningin Kathleen Ni Houlihan in een toneelstuk van Yeats en Lady Gregory in het Abbey Theatre in Dublin. Lady Isabella Augusta Persse Gregory was een toneelschrijfster en de weduwe van een 35 jaar oudere man.
In 1903 trouwde jij met John MacBride, een Ierse, republikeinse en militaire leider, die als majoor in de Tweede Boerenoorlog vocht. Yeats was zwaar teleurgesteld, want hij had jou minstens vier keer ten huwelijk gevraagd en jij was zijn muze. John ging bijna een duel met Stephen McKenna aan, die ook tegen het huwelijk was. Toen Stephen hem een 'onbetrouwbare deugniet' noemde, gaf hij John de hand. Op 26 januari 1904 werd jullie zoon Seán MacBride geboren, die politicus werd en in 1974 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg. Hij was ook mede-oprichter van Amnesty International. Hij trouwde in 1925 met Catalina Bulfin, met wie hij twee kinderen kreeg; Anna en Tiernan.
In januari 1905 gingen John en jij scheiden. Volgens de intens jaloerse Yeats had John Isault mishandeld en seksueel misbruikt. Dat had hij verzonnen. Jij kreeg de voogdij tot Seán's 12-de jaar en John mocht hem één zomermaand zien plus bezoekregelingen. Het Parijse Hof van Scheiding had John onschuldig verklaard.

De venijnige Yeats schreef zijn valse aantijgingen naar Lady Gregory. John was alleen maar één keer thuis dronken geweest en jij noemde hem 'een eenzame alcoholist'. Yeats was zo rancuneus vanwege zijn persoonlijke motieven. Hij wilde jou nog steeds als zijn vrouw. In 1916 vroeg Yeats jou alweer ten huwelijk en toen jij opnieuw weigerde, vroeg hij zelfs de 22-jarige Iseult ten huwelijk, toen hij 51 was. Ook zij weigerde. Ze wist ook wel dat hij niet echt van haar hield, laat staan dat ze jou wilde kwetsen.
In het begin van de Eerste Wereldoorlog was jij met Iseult, Seán en Helena Molony in Argelès, waar Seán na een blindedarmoperatie aansterkte en Iseult en jij gewonde soldaten verpleegden, later ook in Le Touquet-Paris-Plage, waar je van het overlijden van John vernam.

John werd op 5 mei 1916 door een Engels vuurpeloton in de Kilmainham Gaol te Dublin vermoord. Hij werd 47 jaar en hij is op de begraafplaats bij Arbour Hill Prison begraven met 13 andere leiders van de Paasopstand. In 1920 trouwde Iseult met de schrijver Francis Stuart, na een korte affaire met Ezra Pound. In 1921 overleed hun dochter Dolores door spinale meningitis. Zij werd drie maanden. Zij kregen nog twee kinderen, Ian en Catherine.
In Dublin verbleven jullie bij de arts/activiste Kathleen Lynn en haar geliefde Madeleine ffrench-Mullen aan Belgrave Road in de wijk Rathmines. Je logeerde enkele dagen bij jouw vriendin, de revolutionair/politica Constance Markievicz, die van landadel was en net als haar zus Eva een jeugdvriendin van Yeats, die haar ouderlijk huis Lissadell House dikwijls bezocht. Jij ging op St. Stephen's Green 73 wonen, waar jij in mei 1918 werd gearresteerd. Jij werd naar de Arbour Hill Prison gebracht en daarna werd jij met Constance Markiewicz en Kathleen Clarke naar de Holloway Prison in Londen gestuurd, waar jullie een half jaar bleven. Jullie werden verdacht van samenwerking met de Duitsers.

Met de hulp van Seán ontsnapte jij naar Ierland en trok jij met Constance, die in 1917 amnestie kreeg, James Connolly en James Larkin ten strijde voor een wet voor schoolmaaltijden ten gunste van de arme kinderen. Jij zorgde ook voor de opvang van slachtoffers van geweld. Met de schrijfster/pacifiste Charlotte Despard en de feministe/suffragette Hanna Sheehy-Skeffington richtte jij de Women's Prisoner's Defence League op, wat een jaar later werd verboden. In november 1922 werd jouw huis door soldaten van het Ierse Vrijstaatleger geplunderd en vernield. Al jouw brieven werden verbrand. Jij was toen op het platteland en jouw huurder Dorothy McArdle werd in de gevangenis gezet. Jij kwam in de gevangenis van Mountjoy te zitten. Op 10 april 1923 kwam je weer in de gevangenis terecht. Er gingen 92 gevangen vrouwen in hongerstaking. Charlotte Despard zat dag en nacht bij de Kilmainham Gaol op jouw vrijlating te wachten, wat na 20 dagen gebeurde. De Engelsen bleven vrouwen gevangen zetten. Op 1 juni 1923 protesteerde jij samen met Iseult en Dorothy McArdle bij de Kilmainham Gaol om Marie Comerford te steunen, die in hongerstaking was gegaan. Nell Ryan was in hechtenis door hongerstaking overleden.

Op 29 december 1937 werd Éamon de Valera de eerste premier van Ierland en werden de gevangenen vrijgelaten. In 1938 verscheen jouw autobiografie 'A Servant of the Queen', wat verwijst naar een visioen, dat jij van de Ierse koningin Kathleen Ni Houlihan had gehad. Het is ook een flinke sneer naar de Engelse monarchie.

Jij overleed op 27 april 1953 in de buitenwijk Clonskeagh in Dublin. Jij werd 86 jaar en jij bent begraven in de Glasnevin Cemetery. Net als Constance Marcievicz, die op 15 juli 1927 door de complicaties bij een blindedarmontsteking overleed en 59 jaar werd. En net als Hanna Sheevy-Skeffington, die op 20 april 1946 overleed en 68 jaar werd.
Seán overleed op 15 januari 1988 en hij is bij jou begraven, net als zijn vrouw Catalina Bulfin Macbride (1901 - 1976). De namen van de kinderen van Seán en Catalina staan ook op jouw grafsteen; Tiernan Macbride (1932 - 1995) en Anna MacBride White (1926 - 2011). Tiernan's as is in Lough Derg verstrooid en Anna's as is in Lough Kee verstrooid. Jij wilde met de babyschoentjes van Georges, die jij altijd bij jou droeg, begraven worden.

Schrijver: Joanan Rutgers
9 mei 2021


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 106



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)