Teveel lijden voor een moegestreden mens
(voor Patricia Beck (1924 - 1978))
Jij bent geboren op 8 april 1924 in Hell's Kitchen te New York City. Jij was de derde van vier kinderen. Jouw oudere zussen waren Peggy en Vera en jouw jongere broer was Fred. Peggy overleed toen zij één jaar was. Vera ging het leger in en werd een advocate. Fred werd een muzikant. Jouw vader overleed in 1926, toen jij twee jaar was. In 1933 hertrouwde jouw moeder met de professionele bokser Paul George Swiderski, geboren op 15 januari 1904 in Syracuse. Paul hertrouwde met Amilla Johnson, met wie hij twee dochters en één zoon kreeg; Deborah, Linda en Jan. Hij overleed op 2 oktober 1989 in Riverdale. Jij was rooms-katholiek en jij ging naar een kloosterschool, waar jij weinig vrijheid had. Van 1934 tot 1938 woonden jullie op diverse plekken in Europa, o.a. in Engeland, Frankrijk en Spanje. Toen de Spaanse Burgeroorlog op 17 juli 1936 begon, gingen jullie naar Amerika terug. In 1943 was jij klaar met jouw middelbare schooltijd aan de Asbury Park High School.
In de herfst van 1943 ging jij naar het Bennington College, in 1932 opgericht als een vrouwenuniversiteit. Het is een academie voor de vrije kunsten en het lijkt op lelijke fabriekshallen. In 1934 werd het Bennington School of Dance zomerprogramma opgericht door Martha Graham, Martha Hill, Doris Humphrey, Hanya Holm en Charles Weidman. Op 1 december 1946 verdween de 18-jarige studente van het Bennington College Paula Jean Weiden tijdens een wandeling over de Long Trail-wandelroute van Vermont. Iemand die Paula als laatste gezien heeft, was de houthakker Fred Gadette, die langs Harbour Road woonde en ruzie met zijn vriendin maakte. In datzelfde gebied verdwenen tussen 1945 en 1950 tenminste vier anderen op onverklaarbare wijze. De roman 'Hangsaman' van Shirley Hardie Jackson gaat over de onopgeloste verdwijning van Paula. Shirley's man Stanley Edgar Hyman was leraar aan het Bennington College. Hij was literatuurcriticus en stafschrijver van 'The New Yorker'. Hij had veel seksuele affaires tijdens zijn open huwelijk met Shirley. Hij geloofde niet in monogamie. Stanley en Shirley kregen samen vier kinderen.
Shirley overleed op 8 augustus 1965 in North Bennington door een hartstilstand als gevolg van aderverkalking. Zij was verslaafd aan alcohol, kalmeringsmiddelen en amfetaminen. Zij werd 48 jaar. Stanley hertrouwde met Phoebe Pettingell, die een klasgenote van zijn dochter Joanne was en zijn studente aan het Bennington College. Stanley overleed op 29 juli 1970 in North Bennington. Hij werd 51 jaar. Drie maanden later werd de zoon van Phoebe en Stanley geboren, Malcolm. Jij studeerde schrijven, kunst en psychologie bij de dichter Theodore Roethke, die ook jouw adviseur was, Wystan Hugh Auden en de korte verhalenschrijver Allan Seager. In jouw eerste studiejaar, in 1946, overleed jouw moeder door kanker en werd jij zwaar depressief, zodanig, dat jij de school moest verlaten. Jij ging van juli tot augustus 1946 naar de psychiatrische afdeling van het Albany Hospital op 43 New Scotland Avenue, waar jij elektroshocktherapie kreeg. Daarna ging jij een tijd naar Buzzards Bay en vervolgens weer naar Bennington.
Op 28 juni 1952 trouwde jij met de blinde pianist/entertainer Thomas Maulding. Jij ging bij hem in New York City wonen. In 1954 kochten jullie een huis aan de Pleasant Street in North Bennington, wat jullie 'Birdland' noemden. Pleasant Street ligt dichtbij Bennington College en het ligt bij de Paran Creek. Het is een rustige, doodlopende weg met mooie bomen en een paar grote, houten huizen. Het is er heuvelachtig. Ik vermoed dat jij/jullie in het huis op 114 Pleasant Street woonden, al kan het ook in één van de twee laatste huizen zijn geweest. In 1958 kreeg jij een miskraam, omdat Thomas jou dwong om geslachtsgemeenschap te hebben, terwijl jouw arts jou dat had afgeraden. In augustus 1959 heb jij een scheiding aangevraagd en later in 1959 is Thomas vertrokken. Jij bleef in 'Birdland' wonen en jij vervolgde jouw studie aan het Bennington College. Jij kreeg toen les van de Joodse schrijver Bernard Malamud, die vanaf 1961 aan het Bennington College doceerde. Bernard was getrouwd met Ann De Chiara, met wie hij twee kinderen kreeg; in 1947 Paul en in 1952 Janna. Jij was heel goed bevriend met Bernard en zijn gezin en jij hebt Janna leren rijden. Janna is een non-fictieschrijfster geworden en zij is lerares psychologie aan de Harvard Medical School en moeder van twee kinderen. In 2006 verscheen haar gedenkboek over Bernard 'My Father Is A Book'.
Vanaf jouw 14-de schreef jij dagboeken, waar je altijd mee doorging. Tijdens jouw leven werden er in 1970 slechts twee korte verhalen in het tijdschrift 'Yankee' gepubliceerd; 'A Promise in the Wind' en 'Come Down to the Willow'. Postuum werd een deel van jouw korte verhalen in 'A Gift of Kindling and Other Stories' gepubliceerd. Veel van jouw werk geeft een uniek inzicht in chronische ziekte en depressie. Jij ontving honderden afwijzingsbrieven van o.a. 'The New Yorker' en 'The Saterday Evening Post', die jij als behang voor jouw badkamer gebruikte. Bernard vond dat jij niet was voorbestemd om een schrijfster te worden. In 1974 overleed jouw broer Fred plotseling. Hij is begraven bij jouw huis 'Birdland'. Jij had bijna jouw hele leven diabetes en vanwege de complcaties werden tussen 1976 en 1977 jouw benen geamputeerd. Jij kreeg daarna een psychologische behandeling en opnieuw elektroshocktherapie. Na de amputatie gebruikte jij krukken en een rolstoel. Jij bleef schrijven en schilderen en jij zwom om actief te blijven. Op 2 maart 1978 pleegde jij zelfdoding door een overdosis insuline te nemen. Jij werd 53 jaar en jouw as is bij 'Birdland' begraven, bij het graf van Fred.
30 juni 2021
Geplaatst in de categorie: idool