Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De oorzaak van de depressie gesmoord

(voor Jules Pascin (1885 - 1930))

Jij bent geboren als Julius Mordecai Pincas op 31 maart 1885 in Vidin aan de Donau. Jouw vader Marcus Pincas was een rijke, Sefardisch Joodse graanhandelaar en jouw moeder was de Sefardisch Joodse Sofie Pincas. Jij was de achtste van elf kinderen. Thuis werd er Judaeo-Spaans gesproken en in 1892 verhuisden jullie naar Boekarest, waar jouw vader het graanbedrijf Marcus Pincas & Co begon. Als 15-jarige werkte jij korte tijd voor jouw vader en maakte jij jouw eerste tekeningen in een bordeel. De passie voor zwoele, uitdagende, libertijnse vrouwen zat er meteen al in. Op jouw 17-de kreeg jij in Wenen jouw eerste, artistieke opleiding. In 1903 ging jij naar München, waar jij aan de academie van Moritz Heymann studeerde, een Joods-Duitse schilder, graficus en kunstleraar, op 2 juli 1870 in Breslau geboren. Op 29 januari 1937 pleegde hij zelfdoding op het treinstation van München, waar hij in een hotel zat.

In 1905 maakte jij tekeningen voor het satirische tijdschrift 'Simplicissimus', in 1896 mede-opgericht door de uitgever Albert Langen, wiens eerste uitgave 'Mysteries' van Knut Hamson was. De andere oprichter was de Joodse kunstschilder/satiricus Thomas Theodor Heine, die de rode buldog als kenmerk van het weekblad bedacht. Albert was levenslang bevriend met de kunstschilder Théophile Steinlen, d.w.z. tot zijn overlijden op 30 april 1909. Hij werd 39 jaar. Jouw vader maakte bezwaar tegen het gebruik van jouw familienaam, want hij wilde niet met jouw tekeningen geassocieerd worden. Jij koos voor Pascin, een anagram van Pincas. Tot 1929 bleef jij tekeningen leveren. Jouw familie was ook bezorgd om jouw leefwijze. Andere medewerkers waren o.a.: Hermann Hesse, Thomas Mann, Frank Wedekind, Käthe Kollwitz, Olaf Gulbransson, Erich Mühsam, Jakob Wassermann, Karl Arnold, Bruno Paul, Ferdinand von Reznícek, Edward Thöny, Rudolf Wilke en Ludwig Thoma.

In december 1905 ging jij naar Parijs en in 1907 ontmoette jij de schilderes Hermine Lionette Cartan David, met haar half geloken Marcel Proust ogen. Hermine is geboren op 19 april 1886 in Parijs. Zij werd jouw geliefde. Zij maakte ook miniaturen en prenten. Zij was de kleindochter van de schilder Jacques Louis David en jij was ook haar mentor. In 1907 was jouw eerste solo-expositie in de galerie op 35 Viktoriastrasse in Berlijn van de Joodse Paul Cassirer en zijn neef Bruno Cassirer. In 1910 trouwde Paul met zijn tweede vrouw, de aantrekkelijke actrice Ottilie Godefroy. Op 7 januari 1926 waren Ottilie en Paul in een advocatenkantoor om hun scheiding te regelen. Paul verontschuldigde zich en hij liep naar een andere kamer, waar hij met een pistool zelfdoding pleegde. Hij overleed enkele uren later. Hij werd 54 jaar en hij is in het Friedhof Heerstrasse begraven. Ottilie is daar later ook begraven. Tussen 1905 en 1914 exposeerde jij tekeningen, aquarellen en prenten, maar weinig schilderijen. Rond 1908 begon jij schilderijen te maken, portretten en naakten.

Toen de Eerste Wereldoorlog begon, ging jij naar Londen om de Bulgaarse dienstplicht te vermijden. Op 3 oktober 1914 ging jij met Hermine naar Amerika. In NYC had jij een expositie en bezocht jij de nachtclubs. Jij ontmoette o.a. de kunstenaars Yasuo Kuniyoshi en Guy Pène du Bois. Jij reisde vooral door het zuiden en Cuba. Jij maakte veel tekeningen van het straatleven in o.a. Charleston en New Orleans. In 1918 zijn Hermine en jij in het stadhuis van NYC getrouwd. De getuigen waren de bevriende, Joodse schilders Max Weber en Maurice Sterne, ook een beeldhouwer. Max was bevriend met Henri Rousseau, van wie ik 'Muze die de Dichter inspireert' noem. In september 1920 werd jij een Amerikaans staatsburger en kort daarna ging jij naar Parijs terug, waar jij een liefdesrelatie met het knappe model Lucy Vidil Krohg begon, die in 1909 jouw minnares was. Lucy was getrouwd met Per Krohg, met wie zij in 1917 de zoon Guy Krohg kreeg, die ook een kunstenaar werd. Er is een superbe naaktfoto van Lucy op schoenen met hoge hakken naast een schildpad, genomen in 1911 of 1912 in het atelier van Per op 9, rue Campagne-Première. Met lekker veel, weelderig en aanlokkelijk oksel- en schaamhaar, zoals de bedoeling is. In 1921 ben jij van Hermine gescheiden en werd jij door Lucy verzorgd, terwijl zij meer en meer van haar man Per vervreemdde. Jij was een zware alcoholist geworden, die met zelfdoding dreigde. In 1924 nam Per Guy mee naar Noorwegen. Jij ging samen met jouw goede vriend, de kunstenaar Constant Detre, de bloemetjes buiten zetten in o.a. Le Dôme Café en de Jockey Club de Paris op 2, rue Rabelais. Jij droeg een grappige bolhoed en werd de Prins van Montparnasse genoemd.

Jij schilderde modellen en prostituees, die op klanten wachtten. Jij was bevriend met de eveneens zwaar alcoholistische Ernest Hemingway, die het hoofdstuk 'With Pascin at the Dôme' in 'A Moveable Feast' schreef. Net als Ernest dronk jij om de traumatische depressie te dempen en te overstijgen. In 1927 dreigde jij jouw Amerikaanse staatsburgerschap te verliezen en moest jij minstens één jaar in New York gaan wonen om het te behouden. Dat deed jij en na vijf maanden kwam Hermine weer bij jou wonen. Met haar ging jij terug naar Europa en jullie reisden door Spanje en Portugal. Daarna woonden jullie in Parijs. Hermine illustreerde ook boeken, o.a. van Victor Hugo, Arthur Rimbaud, Marcel Proust, Gérard de Nerval en Paul Claudel. Op 5 juni 1930 pleegde jij zelfdoding in jouw atelier op 36, boulevard de Clichy in Montmartre. Jij hebt jouw polsen doorgesneden en met bloed op de deur 'Adieu Lucy' geschreven. Daarna heb jij jezelf opgehangen. Later die dag werd er een solo-expositie van jou geopend. Vond niemand het dan vreemd dat jij daar niet bij was? Lucy heeft jou pas na drie dagen gevonden. Jij werd 45 jaar. Op 7 juni 1930 ging de begrafenisstoet met duizenden mensen van jouw atelier naar de Cimetière de Saint-Quen op 2, avenue Michelet. Er waren tientallen in het zwart geklede obers en barkeepers in de begrafenisstoet. Na een jaar werden jouw overblijfselen in de Cimetière du Montparnasse herbegraven.

Hermine en Lucy kregen ieder de helft van jouw landgoed. De helft van jouw werken kwam in het bezit van Lucy, die in 1932 haar eigen galerie opende, op 10, place Saint-Augustin. Daar exposeerde zij werken van jou en Hermine en o.a. van Oskar Kokoschka, André Helluin, Suzanne Valadon, Tsugouharu Foujita, Marcel Gromaire, Pierre Dubreuil, Edouard Goerg en Jacqueline Lamba. In 1934 is Lucy officieel van Per gescheiden. Lucy maakte zelf poppen, handgeschilderde sjaals, tekeningen en batik. Haar hond heette Chiffe. Per hertrouwde in 1934 met Ragnhild Helene Andersen. Guy trouwde in 1940 met Lillian Smith, met wie hij twee zonen kreeg, en in 1949 trouwde hij met de actrice/toneelschrijfster Sossen Anker Olsen, met wie hij ook twee zonen kreeg, een tweeling. Lucy zorgde voor Hermine, tot Hermine op 1 december 1970 in Bry-sur-Marne overleed. Zij werd 84 jaar. Lucy overleed op 17 augustus 1977 in Parijs en zij werd 86 jaar.

Schrijver: Joanan Rutgers
23 september 2021


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 37



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)