Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Hoe het buurmeisje van Goethe zijn gelijke werd...

(voor Caroline Louise Seidler (1786 - 1866))

Jij bent geboren op 15 mei 1786 in Jena, net als prins Bernard zur Lippe-Biesterfeld, de schilderes Margrete Klenze en de actrice Karoline Schuch. Jouw vader was de universitaire stalmeester/academicus van Jena August Gottfried Ludwig Seidler. Jij was in jouw jeugd bij jouw oma, waar jij tekenen en muziek maken leerde. Na het overlijden van jouw oma ging jij van 1800 tot 1803 naar het internaat Sophie Ludolfine Stielers in Gotha. Jij was door de vrouw van de arts Stieler geadopteerd. Jouw liefde voor de kunst werd door de hofbeeldhouwer/professor Friedrich Wilhelm Eugen Döll ontwikkeld. Terug in Jena woonde jij bij jouw vader en was Johann Wolfgang von Goethe jouw buurman. Goethe woonde in Jena's Schloss en jij kreeg contact met hem, net als met barones Sylvie von Ziegesar, die jouw vriendin werd. Sylvie was ook bevriend met Pauline Amalie Gotter, de latere vrouw van de filosoof Friedrich Wilhelm Schelling. Sylvie kende Goethe van jongs af aan. Amalie werd ook jouw vriendin. Goethe versierde Sylvie en hij schreef enkele gedichten voor haar. Hij vroeg jou om een portret van hem te maken.

Goethe kwam vaak bij de bevriende familie Von Ziegesar op hun landgoed in Drackendorf bij Jena, onder de Lobdeburg met de ruïnes. Hij was in 1802 op Sylvie verliefd geworden, toen hij het gedicht 'Bergschloss' voor haar schreef. Hij was toen 52 jaar. Hij begon in de zomer van 1788 een vurige liefdesrelatie met Christiane Vulpius en in 1789 werd hun eerst kind Julius August Walther geboren. In 1791 werd een zoon geboren, die niet of kort leefde, in 1793 werd Caroline geboren, die 10 dagen leefde, in 1795 werd Carl geboren, die 17 dagen leefde, en in 1802 werd Catharina geboren, die geen dag leefde. En in 1802 begon hij dus een relatie met Sylvie. Op 19 oktober 1806 trouwde Goethe met Christiane. Beiden waren alcoholisten en Christiane kreeg een beroerte en nierfalen. Zij overleed op 6 juni 1816 in Weimar. Zij werd 51 jaar en zij is in het Jacobsfriedhof begraven, waar ook de actrice Christiane Luise Amalie Becker is begraven, een leerlinge van Goethe, die op 22 september 1797 door tuberculose overleed. Jij ontmoette Goethe vooral in Jena bij de uitgever/boekhandelaar Carl Friedrich Ernst Frommann, die in jou geïnteresseerd was. In 1811 maakte jij een pastelportret van Goethe.

Jij had volop contact met de wijze intellectuelen van Jena, zoals Friedrich Schiller, Johann Gottlieb Fichte, Georg Hegel, Johann Voss, Clemens Brentano, Zacharias Werner, Ludwig Tieck, Jean Paul Richter, en August en Friedrich Schlegel, Frommann's vrouw was Johanna Wesselhöfft. Zij hadden een zoon en de pleegdochter Wilhelmine Herzlieb, de dochter van Christian Herzlieb (1760 - 1794), pastoor in Züllichau. De 58-jarige Goethe schreef sonnetten voor de 18-jarige Wilhelmine. Friedrich Riemer en Zacharias Werner deden dat ook. Jij portretteerde Wilhelmine in een soort feeërieke bruidsjurk, wat bewijst waarom de dichters in vuur en vlam raakten. Wat een etherische schoonheid! In 1821 trouwde de arme schat met de onvriendelijke Jena-professor in de rechten Karl Wilhelm Walch. Walch om van te walgen en het was dan ook een erg ongelukkig huwelijk. Wilhelmine overleed op 10 juli 1865 in een psychiatrisch ziekenhuis in Görlitz.

In 1806-1807 was Jena door de Fransen bezet en werd jij verliefd op de oudere arts Geoffroy, die onder maarschalk Jean-Baptiste Bernadotte diende. Jij zou met Geoffroy trouwen, maar hij overleed in een Spaans ziekenhuis door de koorts. Vanwege jouw verdriet stuurden jouw ouders jou naar Dresden, waar jij de Gemäldegalerie Alte Meister bezocht, waardoor jij schideres wilde worden. Jij kreeg gratis les van Christian Leberecht Vogel, wiens zoon Carl Christian ook een schilder was. In 1810 portretteerde jij jouw leraar in Weimar. In de zomer van 1811 kreeg jij in Dresden les van Gerhard von Kügelgen in zijn huis 'Gottessegen' op de Hauptstrasse 13. Onder de dakrand staat 'An Gottes Segen ist alles gelegen'. In de winter van 1811 schilderde jij in Gotha prins August von Saksen-Gotha-Altenburg, zijn vrouw Karoline Amalie von Hessen-Kassel en de 10-jarige prinses Luise. Jouw moeder overleed op 23 september 1814 en jij ging bij jouw vader in Jena wonen om het huishouden te doen, maar jij schilderde wel door. Op 4 juli 1817 ging jij naar München. Jij woonde daar bij de filosoof Friedrich Heinrich Jacobi. Jij zag jouw vriendin Pauline Gotter terug, die in 1812 met Schelling was getrouwd. Bij Pauline ontmoette jij de dichter Per Daniel Amadeus Atterbom.

Op 30 oktober 1818 arriveerde jij in Rome, waar jij op de Monte Pincio woonde, net als de schilderbroers Johannes en Philipp Veit, van wie ik 'Maria von Mörl' noem, een portret van deze heilige mystica. Jij had ook contact met de historicus Barthold Georg Niebuhr en Carolina von Humboldt, bevriend met de schrijfster Friederike Brun. In het voorjaar van 1819 was jij enkele maanden in Napels en vanaf de herfst van 1820 een jaar in Florence. Jouw leraar Gerhard von Kügelgen werd op 27 maart 1820 door de roofsoldaat Johann Kaltofen vermoord. Hij werd 48 jaar en hij is in de Oud-katholieke Begraafplaats begraven. In opdracht van Goethe maakte jij een altaarstuk voor de St Rochuskapel in Bingen, een schilderij van St Rochus. In de herfst van 1822 was je terug in Rome en in 1823 werd jouw vader ernstig ziek en ging jij naar Weimar, waar jij 'St Elisabeth, die aalmoezen uitdeelt' voltooide. Jij gaf tekenles aan de dochters van hertog Carl Friedrich, Marie en Augusta. Na het overlijden van jouw vader beheerde jij de groothertogelijke kunstcollectie in Weimar. Jij correspondeerde o.a. met Philipp Veit en zijn vrouw Carolina Pulini, die 5 kinderen kregen, o.a. Dorothea Aloisia, die met de schilder Joseph Settegast, een leerling van haar vader, trouwde, met wie zij 9 kinderen kreeg.

Jij correspondeerde ook met de schrijfster Brendel Mendelssohn, de moeder van Philipp, Johannes en nog twee zonen Veit. Op 22 maart 1832 overleed Goethe en was jij diep bedroefd. In de herfst van 1832 reisde jij met een vriendin naar Italië, waar jij ruim een jaar bleef. Jij was bevriend met de schilder Friedrich Preller, die jou stimuleerde om heiligenbeelden en andere devotievoorwerpen te maken. Aan het einde van jouw leven werd jij blind en kon jij dit niet meer doen. Jij schreef nog wel jouw autobiografie, die in 1873 door Hermann Uhde werd uitgegeven. Jij overleed op 7 oktober 1866 in Weimar. Jij werd 80 jaar en jij bent in het Historischer Friedhof Weimar aan Am Poseckschen Garten begraven.

Er is daar ook de Weimar Prinsencrypte, waar o.a. Goethe en Schiller zijn begraven. Hun overblijfselen liggen daar in twee eikenhouten kisten. Hertog Carl August en zijn vrouw Pauline zijn daar ook begraven. Goethe's minnares Charlotte von Stein ligt bij jou in de buurt en de dichter Johann Peter Eckermann, de zielsvriend/secretaris/vertrouweling van Goethe, ligt dichtbij de Prinsencrypte. Op Eckermann's graf staat een grafobelisk, waardoor de Goethe-professor Boudewijn Büch is geïnspireerd, want eenzelfde soort obelisk staat er op zijn graf. Boudewijn was idolaat van Goethe en Eckermann en van Eckermann's boek 'Gespräche mit Goethe'. In zijn fantastische tv-serie 'Goethe achterna' zie je hoe Boudewijn een draaghengsel van de grafkist van Goethe met zijn hand omvat en hoe hij nog even vluchtig de kist aait. Verheugd zegt hij: 'Het is een groots moment na al die jaren, dat ik de kist van Goethe heb aangeraakt!'. Hij is in ieder geval de meest bevlogen en eerbiedige fan, die dat gedaan heeft, en we hebben de beelden nog.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
30 maart 2022


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 118



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)