Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Het lesbische feest met harddrugs geïntensiveerd

(voor Mireille Havet (1898 - 1932))

Jij bent geboren op 4 oktober 1898 in Médan. Jouw vader was de schilder Henri Havet (1862 - 1913) en jouw moeder was Léoncine Cornillier (? - 1923), de zus van de schilder/schrijver Pierre-Émile Cornillier (1862 - 1948). Jouw opa Pierre-Émile Cornillier (1827 - 1905) was koopman en locoburgemeester van Nantes. Zijn vrouw was Marie-Joséphine Leroux. Jouw oom Pierre-Émile trouwde op 20 maart 1901 met de Amerikaanse Anna Lyon. Zijn atelier was op 21, rue Guénégaud in Parijs. In 1920 publiceerde hij 'Het voortbestaan van de ziel en haar evolutie na de dood. Verslagen van experimenten.', een verslag van 107 seances, met het gehypnotiseerde, 18-jarige model Reine als medium. Reine stond in direct contact met de geest Vettellini en andere overleden personen. Reine kon inzicht in de geestenwereld geven en hoe deze werkt. Jouw andere opa was de taalkundige Alfred Havet (1827 - 1896). Jouw zus was Christiane, geboren in 1883, die de schilder Adolphe Gumery als peetvader had. Adolphe ontmoette in 1912 in de Chartreuse de Neuville-sous-Montreuil, een vakantieverblijf voor kunstenaars en hun gezinnen, de politicus/retorica-professor aan het Collége de Charleville Georges Izambard, die met Arthur Rimbaud bevriend was geweest. De 22-jarige Georges stimuleerde de 15-jarige Arthur om poëzie te schrijven. Georges was eerst met de dochter van de beeldhouwer René Fache getrouwd. René's 3 schoonzussen, o.a. Caroline en Isabelle Gindre, verzorgden Arthur Rimbaud in Douai, na zijn vrijlating uit de Mazas-gevangenis op 23-25, boulevard Mazas in Parijs.

Jouw zus Christiane trouwde met de Zwitserse dichter/literair criticus Paul Aeschimann. In jouw jeugd woonde jij in Auteuil en in de vakanties was jij in het Château de Ker Aulen in Frossay van jouw oudoom, de koopman Benjamin-Joseph Leroux en zijn vrouw Marie-Adeline Goüin. Magdeleine Goüin, gravin van Ganay (1901 - 1949) was een autocoureur. Jij bent in een rustig, intellectueel en artistiek milieu opgegroeid. Jij ontmoette o.a. Georges Izambard, Paul Demény en de letterkundige/romanschrijfster Georges de Peyrebrune, die op 16 november 1917 overleed, in armoede en vergetelheid. Zij werd 76 jaar en haar as is in het columbarium van Père Lachaise bijgezet. Paul Demény was dichter en uitgever. Rimbaud gaf 22 gedichten aan Paul, die deze bundel poëzie aan Rodolphe Darzens verkocht, de eerste biograaf van Rimbaud. Vervolgens kwam het in handen van de uitgever Léon Genonceaux, de bibliofiel Pierre Dauze en Stefan Zweig. Sinds 1985 is het in de British Libraru. Rimbaud stuurde Demény op 15 mei 1871 zijn beroemde 'Brief van de Ziener'. In 1907 verhuisde jouw familie naar Parijs en jij bezocht af en toe de Chartreuse de Neuville-sous-Montreuil, waar kunstenaars en intellectuelen verbleven. In 1913 overleed jouw vader in een verpleeghuis in Ville-Évrard in Seine-et-Marne, wat jouw opvoeding meer vrijheid schonk. Hij leed aan 'melancholische depressie' en hij pleegde waarschijnlijk zelfdoding.

Jij schreef op jonge leeftijd gedichten, prozawerk en een dagboek, waar jij in maart 1913 mee begon, tijdens een operatie voor een blindedarmontsteking. Jouw dagboek duurde tot 1929. Jij werd door de directrice Thérèse Sance van het Collège Sévigné op 10, rue de Condé gestuurd, vanwege jouw literaire ambities en jouw lesbische neigingen. In die tijd kreeg jij contact met Guillaume Apollinaire, die in april 1913 jouw mentor werd. Hij noemde jou 'La Petite Poétesse'. In 1913 publiceerde hij jouw fantastische verhaal 'La Maison dans l'oeil du chat' in 'Les Soirées de Paris'. In 1917 werd dat verhaal met prozagedichten door Georges Célestin Crès op 116, boulevard Saint-Germain uitgegeven. Jij ontmoette o.a. Colette, Jean Cocteau, André Gide, Pierre Reverdy en André Breton. In de Eerste Wereldoorlog was jij met jouw familie enige tijd in Le Colombier. Terug in Parijs leidde jij een losbandig leven. Jij was arm en aan de opium verslaafd. Jij had talloze, lesbische affaires. Op 6 januari 1919 overleed de homoseksuele schrijver Jacques Pierre Vaché door een overdosis opium in het Hôtel de France op Place Graslin in Nantes. Hij werd 23 jaar. Zijn vriend Paul Bonnet overleed daar ook door een overdosis. Zij lagen naakt naast elkaar op het hotelbed. Volgens Breton was het zelfdoding, maar Louis Aragon betwijfelde dat.

Jij gebruikte later ook cocaïne en morfine. In 1917 ontmoette jij Colette, Hélène Linder, de Franse diplomaat Philippe Berthelot en Natalie Clifford Barney, wiens salon jij vaak bezocht. Hélène en Philippe woonden op 126, boulevard du Montparnasse. Philippe was o.a. bevriend met Victor Hugo, Auguste Rodin, Paul Valéry, Gustave Flaubert en de familie van Arthur Rimbaud. Jij was bevriend met Madeleine, de gravin van Limur (De Limburg Stirum) en jij bewonderde het werk van de lesbienne Renée Vivien. Jij was openlijk lesbisch. Madeleine de Limur was jouw lesbische geliefde. In de zomer van 1919 liet jouw minnares Marcelle Garros jou met opium kennismaken. In november 1922 verscheen jouw roman 'Carnaval' in 'Les OEuvres Libres', gebaseerd op jouw relatie met Madeleine. In september 1923 verscheen 'Carnaval' bij Éditions Albin Michel op 22, rue Huyghens. In 2005 werd het opnieuw uitgegeven door Éditions Claire Paulhan, de kleindochter van de schrijver/uitgever Jean Paulhan, die met André Breton en Paul Éluard bevriend was. Madeleine, gravin van Limur, was 39 jaar en getrouwd. Zij liet jou alleen achter, toen jij in een hotel op de Mont Dore op haar wachtte. Dit bezorgde jou een groot liefdesverdriet. Jij schreef 'Carnaval' in twee weken in Villefranche. Na Madeleine had jij vele lesbische affaires, o.a. met de danseres Frédérique April, Suzanne Léger, Edma Nicoll, Magdeleine Clauzel, Laure de Traz, de actrice Yvonne de Bray en Marcelle Garros. Dit gebeurde onder invloed van opium.

Jij gebruikte ook heroïne. In 1926 speelde jij de Dood in het toneelstuk 'Orphée' van Jean Cocteau. Marc Allégret schreef over jou in jouw rol als de Dood: 'Jouw magere, puntige, opioïde lichaam nauwelijks verborgen door een avondjurk van Chanel'. Verwoest door de harddrugs kon jij die rol in 1927 niet meer spelen. Jij overleed op 21 maart 1932 in een sanatorium in Crans-Montana door lichamelijk verval vanwege drugsgebruik en tuberculose. Jij werd 33 jaar. Jouw vriendin, de adellijke actrice/vertaalster/kinderboekenschrijfster Ludmila Savitzky, kreeg jouw manuscripten en notitieboekjes. Zij was de geliefde van de dichter Konstantin Balmont en de schrijver Salomon Cahen, met wie ze twee dochters kreeg, o.a. de schrijfster Nicole Vedrès. Zij waren dik bevriend met de schrijver André Spire. In 1995 zijn jouw manuscripten en notitieboekjes door Ludmila's kleindochter Dominique Tiry in een oude koffer op zolder in haar landhuis in Touraine ontdekt. Met jouw dagboek van maart 1913 tot oktober 1929. Claire Paulhan heeft ook jouw dagboek uitgegeven.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
31 december 2023


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 68



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Sir Joanan Rutgers
Datum:
4 januari 2024
Liever 1 echte lezer, dan 1000 oppervlakkige, gemakzuchtige, aan saaie logica verslaafde lezers.
Naam:
Marja Raadr
Datum:
1 januari 2024
Jammer dat deze beschouwing voor mij totaal onleesbaar is door een tsunami aan overbodige gegevens. Jammer van het knippen en plakken, Joanan, wat je toch de nodige tijd heeft gekost.
Zou je niet de moeite kunnen nemen er een zinvolle samenvatting van te maken, waardoor je stukken ook meer gelezen zullen worden?

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)