De bedroefde clown Kutter
(voor Joseph Kutter (1894 - 1941))
Jij bent geboren als Johann Ferdinand Kutter op 12 december 1894 in Luxemburg-Stad. Jouw ouders waren Paul Robert Kutter (1863 - 1937) en Clara Geisen. Jouw vader was één van de eerste fotografen van Luxemburg-Stad. Jouw vader is in Flums, Zwitserland, geboren, waar de ruïne van kasteel Gräpplang staat. In 1883 opende jouw vader zijn eerste atelier op de Rue Wiltheim 6 in Luxemburg-Stad, vlakbij de Bock. In 1904 verhuisde zijn zaak naar de Rue du Génie 3. De fotograaf Carl Michael Bernhoeft werkte tot 1903 op de Rue du Génie 1. Jouw broers waren: Edouard Frédéric Henri (1887 - 1978), Bernard (1889 - 1961) en Paul Kutter Jr. (1899 - 1941). Jouw zus was Catherine Louise Marie (1891 - 1958). Edouard ging in 1898 in de leer bij zijn vader, waarna hij in Duitsland en Oostenrijk fotografie studeerde. In 1918 begon hij zijn eerste atelier op de Avenue de la Liberté 4 en van Marie-Adélaïde, Groothertogin van Luxemburg, kreeg hij de titel hoffotograaf. Zijn zoon Édouard werd ook hoffotograaf. Bernard was ook een fotograaf.
Jij ging naar de École d'artisans de l'État in Luxemburg-Stad, net als Auguste Nicolas Trémont, Johann Noerdinger, Johann Peter Beckius en Johann Schaack. Jullie kregen les van Pierre Blanc, Ferdinand d'Huart en Jeanpierre Kurth. Jij wilde schilder worden. Daarna ging jij naar de scholen voor decoratieve kunst in Straatsburg en München. Van 1911 tot 1914 studeerde jij aan de Kunstnijverheidsschool in Straatsburg. In 1915 ben jij in het atelier van een glas-in-loodschilder begonnen. In 1917-1918 ging jij naar de Akademie der Bildende Künste in München. Daar leerde jij de schilderstijl, die door Wilhelm Maria Hubertus Leibl (1844 - 1900) is geïnspireerd. Leibl schilderde in 1881 'Die drei Frauen in der Kirche', geschilderd in de dorpskerk van Berbling. Jij was sterk beïnvloed door Paul Cézanne en vanaf 1919 exposeerde jij op de Secessionistische tentoonstellingen in München. In 1922 ben jij in München getrouwd. In 1924 ging jij naar Luzemburg-Stad terug, waar jij negatieve kritiek op jouw naaktschilderijen kreeg, waardoor jij tot 1932 in München bleef exposeren. Vanaf 1925 kreeg jij steeds meer interesse in het Vlaams expressionisme, wat in België en Frankrijk bloeide.
Jij werd aangemoedigd door de Belgische kunstcriticus André de Ridder om in 1926 aan de Salon d'Automne in Parijs mee te doen. André was een groot liefhebber van het expressionisme. In 1926 werd jij mede-oprichter van de avant-garde Luxemburgse afscheidingsbeweging, die van 1927 tot 1930 op de Salon de la Sécession in Luxemburg exposeerde, met o.a. de beeldhouwer Claus Cito, Nico Klopp, Auguste Nicolas Trémont, Harry Rabinger, Jemp Michels, Johann Peter Beckius, Johann Schaack, Jean Joseph Sünnen en Jean Joseph Thiry. Jij bleef ook op de Salon d'Automne exposeren. In 1932 schilderde jij 'Le Champion', de Luxemburgse wielrenner Nicolas Frantz, die in 1927 en 1928 de Tour de France won. In 1933 werd jij in Duitsland als een ontaarde kunstenaar bestempeld en stopte jij met exposeren in Duitsland. In 1934 reisde jij naar Amsterdam, waar jij enkele grachtenhuizen schilderde. Vanaf 1935 schilderde jij clowns, nadat jij die bij een variétéshow in Luxemburg had gezien.
In 1936 schilderde jij in opdracht twee grote werken van Luxemburg en Clervaux voor de Franse Wereldtentoonstelling van 1937. Tijdens jouw werkzaamheden kreeg jij een zeer pijnlijke ziekte, die de artsen niet konden diagnosticeren. Later, tijdens jouw betere periodes, schilderde jij droevige, wanhopige en bezorgde clowns, die jouw lijden en angsten onthullen. In 1939 reisde jij naar Enkhuizen, waar jij een brug, de haven, de aanlegkade en de toren 'Drommedaris' schilderde. In de laatste maanden van jouw leven had jij veel pijn en was jij hulpeloos. Er was geen behandeling, die jouw lijden kon verlichten. Jij overleed op 2 januari 1941 in Luxemburg-Stad door een beroerte. Jij werd 46 jaar.
Op 19 december 1969 onthulde groothertogin Joséphine-Charlotte een monument van de beeldhouwer Lucien Wercollier voor jou in een park bij de Boulevard Prince Henri. In het Musée national d'archéologie, d'histoire et d'art aan de Marché-aux-Poissons in Luxemburg-Stad hangt het leeuwendeel van jouw schilderijen, o.a. 'Nu couché' (1919), 'La Bâilleuse' (1926), 'Femme accoudée' (1929), 'Luxemburg' (1937), 'Clervaux' (1937), 'Tête de Clown' (1937), 'Le Cheval de bois' (1937) en 'Intérieur aux trois figures' (1940). Het was mij een waar genoegen om jouw schilderijen in het Musée national d'archéologie, d'histoire et d'art te mogen bewonderen. Overigens vond ik een laatste zelfportret van Erwin Olaf met gesloten ogen en een luchtslangetje in zijn neus ook behoorlijk indrukwekkend en verrassend om die op de moderne kunst afdeling tegen te komen. Het schilderij 'Portret van Carlo Gastone della Torre di Rezzonico' van Élisabeth Louise Vigée Le Brun en 'Cupido bezoekt Psyche 's nachts' van Abraham Bloemaert verrasten mij ook. De fotocollectie van Edward Steichen en die ene topless-foto van Diane Arbus waren eveneens verrassend. En nog veel, veel meer.
9 april 2024
Geplaatst in de categorie: idool