Gehaat door de fascisten, geliefd door de literatoren
(voor Paola Masino (1908 - 1989))
Jij bent geboren op 20 mei 1908 aan de Piazza Caprera in Pisa. Jouw moeder was de aristocratische Luisa Sforza en jouw vader was Enrico Masino. Jij was hun tweede kind en na een paar jaar verhuisden jullie naar Rome. Jouw familie hield van literatuur en muziek. Jouw vader liet jou de klassiekers lezen en naar Mozart, Beethoven en Wagner luisteren. Jouw vader was een ambtenaar van het Ministerie van Landbouw. In de zomervakanties was jij in het rode huis in Montignoso, wat meespeelde in jouw debuutroman 'Monte Ignoso' uit 1931, waarvoor jij in 1931 een Viareggio-prijs won. In 1931 verscheen ook de korte verhalenbundel 'Decadentie van de dood'. In 1924 schreef jij het drama 'Le tre Marie', wat jij, door jouw vader aangemoedigd, aan Luigi Pirandello liet lezen. Zijn vrouw Maria Antonietta Portulano zat sinds 1919 in een psychiatrisch ziekenhuis aan de Via Nomentana in Rome. Hun kinderen waren de toneelschrijver Stefano, Rosalia Caterina en de kunstschilder Fausto Calogero. Luigi heeft jou op een vage wijze aangemoedigd. In maart 1927 kreeg jij een relatie met de schrijver Massimo Bontempelli, geboren op 12 mei 1878 in Como. In 1909 was hij met Amelia Della Pergola getrouwd. Hun dochter overleed na enkele maanden en hun zoon was Massimo (191- 1962). Massimo was met Pirandello bevriend. Hij scheidde van Amelia en jij was vaak met hem in het buitenland voor reizen, conferenties en culturele debatten.
Jouw relatie met Massimo werd door de familie tegengewerkt. Jij had ook een literaire samenwerking met Massimo. Jullie schreven samen het drama 'De schipbreuk van de Titanic'. Jij werkte voor het tijdschrift '900', met Massimo als directeur. Massimo heeft het samen met Curzio Malaparte opgericht. James Joyce was ook een redacteur van '900'. In 1929 verhuisden jullie naar Florence, waar jij ook contact had met de groep van het tijdschrift 'Solaria'. In juli 1929 gingen jullie naar Parijs, waar jij redactiesecretaresse bij 'Europe Novelle' was. Jij werkte ook bij het Bureau International de Coopération Intellectuelle. Jij was bevriend met Josephine Baker, de Joodse schilderes/beeldhouwster Polia Chentoff (1896 - 1933) en de schilderes/zangeres/schrijfster Alice Ernestine Prin (Kiki de Montparnasse). Polia was kort getrouwd met de portretschilder Edmond Xavier Kapp, toen zij door een hersentumor overleed. In 1933 won jij een Viareggio-prijs voor jouw roman 'Periferia'. Op 10 december 1936 overleed Luigi Pirandello in Rome door een longontsteking. Jij bezocht o.a. Arturo Loria, Paul Valéry, Max Jacob, Ramón Gómez de la Serna, André Maurois, André Gide, Giorgio de Chirico, Luigi Filippo Tibertelli, Nino Bertoletti, zijn vrouw Pasquarosa Marcelli, Giovanni Comisso, de schilderes Adriana Pincherle, de oudste zus van Alberto Pincherie (Moravia) en de vrouw van de schilder Onofrio Martinelli, Ilja Ehrenburg en Guido Peyron, van wie ik 'Donna che riposa' (1940), 'Dormiente' (1943) en 'Nudo femminile con tenda rossa' (1954) noem. Op 29 mei 1930 heeft Filippo Tibertelli jou geportretteerd.
In 1939 gingen jullie naar de bovenste verdieping van het Palazzo Contarini delle Figure in Venetië. Daar werd jij o.a. door jouw vriendin Anna Maria Ortese bezocht en jij schreef de roman 'Geboorte en dood van de huisvrouw', wat eerst in afleveringen in het weekblad 'Tempo' verscheen. In 1943 gingen jullie naar Rome en moesten jullie tot juni 1944 bij vrienden onderduiken. Jullie hebben samen met Moravia, Savinio en Piovene het weekblad 'Città' opgericht en jullie gingen naar Milaan. Jij werkte voor talloze tijdschriften, zoals 'Epoca', 'Spazio', 'Foemina', 'Mercurio', 'Noi donne', 'Crimen', '1945' en 'Vie Nuove'. In 1947 verscheen 'Poesie' bij Bompiani in Milaan. Jij schreef ook operalibretto's, zoals 'Viaggio d'Europa', naar het gelijknamige verhaal van jouw man Massimo, met muziek van de Joodse componist Vittorio Rieti. De première was op 9 april 1955 in het Rai Auditorium in Rome. Jullie waren niet geliefd bij het fascistische regime en eind 1943 werd Massimo door de Republiek Salò ter dood veroordeeld. Jij werd verbannen. Massimo had openlijke kritiek op het fascisme. In Milaan hadden jullie contact met de Communistische Partij. In Venetië was jij correspondente en jurylid van het Filmfestival van Venetië en in 1950 gingen jullie van Venetië naar Rome.
In Rome werkte jij samen met het Rai. Jij componeerde operalibretto's en jij deed vertaalwerk. Jij vertaalde het werk van Jules-Amédée Barbey d'Aurevilly, Geneviève Tabouis, Honoré de Balzac, Jean Cocteau, Hector Malot, Valery Larbaud, Marie-Henri Beyle en Madame Marie-Madeleine Pioche de la Vergne, gravin van La Fayette. Massimo overleed op 21 juli 1960 in Rome. Hij werd 82 jaar en hij is in de Verano-begraafplaats in de wijk Tiburtino in Rome begraven. Jij zorgde voor een tweedelige editie van zijn werken. In 1966 verscheen jouw laatste werk, het gedicht 'Ninna nanna', in het tijdschrift 'La Battana'. Jij raakte vergeten en jij overleed op 27 juli 1989 op de Viale Liegi 6 in Rome, waar een gedenkplaat is geplaatst. Jij werd 81 jaar en jij bent in de begraafplaats Flaminio, Prima Porta, op de Provinciale weg 3 Via Flaminia in Rome begraven. Dat is de grootste begraafplaats van Italië. In 2015 is jouw omvangrijke autobiografie 'Album di vestiti' door Marinella Mascia Galateria uitgegeven. Marinella is hooglerares moderne en hedendaagse Italiaanse literatuur aan de Sapienza Universiteit in Rome.
10 september 2024
Geplaatst in de categorie: idool