De weerslag van een zwaar getraumatiseerde jeugd
(voor Lena Christ (1881 - 1920))
Jij bent geboren op 30 oktober 1881 in Glonn, Beieren. Jouw moeder was Magdalena Pichler (1860 - 1928), die toen een kokkin op Schloss Zinneberg was. Jouw vader was Karl Christ uit Mönchsroth, een zakenreiziger en leerling van een smid. Hij was toen in dienst van de Münchense cavaleriekapitein Ewald Hornig. De lokale kroniekschrijver Hans Obermair van Glonn beschouwde Albert Scanzoni von Lichtenfels of Ewald Hornig (1843 - 1913) als jouw echte vader. Jouw moeder zei, dat Karl Christ vermist was en dat hij op 19 januari 1883 is verdronken bij het zinken van de Cimbria, die naar Amerika voer. Jouw moeder wilde of moest de naam van jouw biologische vader geheim houden. Tot jouw 7-de jaar woonde jij bij jouw opa, de boer Mathias Pichter (1827 - 1894) en jouw stiefoma/oudtante Magdalena Hauser. Dit was de gelukkigste tijd van jouw leven. Jij zag jouw moeder toen maar één keer. Jij was op school getalenteerd en slim. Jij was erg gehecht aan jouw opa, die jij steeds bewonderde. Jouw roman 'Mathias Bichler' uit 1914 is aan hem opgedragen. Hij was een behulpzame vakman, vriendelijk, rustig en bescheiden.
In 1888 trouwde jouw moeder met de slagersgezel/herbergier Josef Isaak. Jij ging naar München, tegen de wil van jouw grootouders. Jij moest hard werken in het restaurant van jouw moeder en stiefvader. Jij had een haat-liefdeverhouding met jouw moeder en jij werd gewelddadig mishandeld. Jij werd uitgebuit en jij leed enorm onder de kilheid en lijfstraffen van jouw moeder. Vanwege de ernstige mishandeling door jouw moeder woonde jij vanaf 1892 een jaar bij jouw grootouders in Glonn. Halverwege 1893 ging jij naar München terug en ging de geestelijke en lichamelijke mishandeling door jouw moeder onverminderd door. In 1894 overleed opa Mathias. Jij was wanhopig en jij deed een poging tot zelfdoding. Het harde werk en de uitbarstingen van jouw moeder gingen maar door en in 1898 vluchtte jij naar de Congregatie van St. Joseph in het voormalige norbertijnenklooster in Ursberg. In 1897 heeft de priester Dominikus Ringeisen er een Congregatie van Zusters voor de Zorg voor Lichamelijk en Geestelijk Gehandicapten gesticht, de St. Jozefcongregatie van de Derde Orde van St. Franciscus. Jij was er kandidaat en leerling-lerares. Na anderhalf jaar ging jij naar jouw ouders terug.
In 1900 leidde een ruzie met jouw moeder tot een nieuwe poging tot zelfdoding. Jij hebt jouw polsen opengesneden in de wijnkelder van het restaurant. Jouw stiefvader vond jou en redde jou. In 1900 begon jij als kokkin en serveerster te werken, in het excursierestaurant 'Floriansmühle' van Johann Nepomuk Kiblbeck, Kultursheim 3 in Noord-München. Jij bloeide er, maar door heimwee en een onbegrepen plichtsbesef ging jij met Kerstmis terug naar jouw ouders. In 1901 trouwde jij met de boekhouder Anton Leix. Talloze vrijers moesten afdruipen, want jij was erg aantrekkelijk. Anton en jij gingen in een appartement in het huis van jouw schoonouders wonen. Het was puur een verstandshuwelijk. De status, het beroep en de bezittingen van Anton gaven de doorslag. In 1902 werd jullie zoon Anton geboren en in 1903 jullie dochter Magdalena. Anton begon te drinken en te gokken en hij kreeg ruzie met zijn ouders. In 1904 moesten jullie vertrekken en jullie woonden in talloze plaatsen. Jij werd gewelddadig en seksueel aangevallen door Anton. In 1906 werd jullie dochter Alexandra Eugenie geboren. Jij kreeg ook drie miskramen. Het alcoholisme van Anton zorgde voor financiële moeilijkheden. In 1909 ben jij van Anton gescheiden. Jouw zoon Anton kwam bij jouw schoonouders te wonen en hij heeft nooit meer contact met jou gehad.
In 1909 werd Anton voor verduistering veroordeeld en moest hij naar de gevangenis van Neurenberg. In 1914 werd hij vrijgelaten. Hij hertrouwde later en hij overleed in 1942. Hij werd 64 jaar. In jouw 'Memoires' liet jij jouw woedende echtgenoot in een krankzinnigengesticht terechtkomen. Jij deed papierwerk en jij deed aan prostitutie. Jouw dochters en jij woonden in Haidhausen. Jullie woonden daar gratis als 'droge bewoners'. In 1910 kreeg jij door de vochtigheid een longontsteking. Jouw dochters werden bij jou weggehaald en naar een katholiek kindertehuis gebracht. Vanwege jouw hoererij werd jij in maart 1911 in München tot één maand gevangenisstraf veroordeeld, volgens Marita Panzer, die de biografie 'Lena Christ. Keine Überflüssige' (2011) schreef. Vanaf 1911 was jij dicteeschrijfster voor de schrijver/archivaris Peter Jerusalem, later bekend als Peter Benedix. Peter is geboren op 19 juli 1877 in Kassel. Jij ontmoette hem in 1910 via een advertentie. Hij overtuigde jou om jouw persoonlijke ervaringen op te schrijven en hij wees jou op het werk van de dichter/politicus Gottfried Keller en de schrijver/predikant Jeremias Gotthelf (Albert Bitzius).
Op 28 augustus 1912 ben jij met Peter Jerusalem getrouwd. In september 1915 moest Peter in militaire dienst en na de Eerste Wereldoorlog ben jij van hem gescheiden. In september 1912 verscheen jouw debuut 'Erinnerungen einer Redundanten' en in 1912 kwamen jouw dochters bij jou terug. Jullie woonden tot 1914 in de villakolonie van Gern in München. Jullie woonden op de Wilhelm-Düll-Strasse 5, via de bemiddeling van de schrijver/jurist Ludwig Thoma. Daarna woonden jullie in diverse wijken in Gern en Neuhausen. Ludwig Thoma was met de danseres Marietta di Rigardo getrouwd geweest. Jij was ook bevriend met de uitgevers/schrijvers Wilhelm Langewiesche en Korfiz Holm. In 1913 verscheen 'Lausdirndigeschichten', ook met jeugdherinneringen. Ludwig Thoma vond dit plagiaat van zijn 'Lausbubengeschichten' uit 1905. In 1914 verscheen 'Mathias Bichter', wat niet op autobiografische gegevens is gebaseerd. In 1914 verscheen ook 'Unsere Bayern anno 14' en in 1915 verschenen er twee delen van 'Unsere Bayern anno 14/15'. In 1915 ging jij op audiëntie bij koning Ludwig III van Beieren en in 1916 kreeg jij het Ludwig Kreuz voor jouw diensten aan het vaderland. In 1916 verscheen 'Die Rumplhanni'. In 1917 verhuisde jij naar Landshut. Jij kreeg tuberculose en een depressie.
In 1918 hield jij lezingen in het militair hospitaal en ontmoette jij de jonge zanger Ludwig Schmidt, geboren als Lodovico Fabri in Italië. Hij had Duitse ouders en hij was door de oorlog gehandicapt geraakt. Jij werd verliefd op Ludwig en jij verliet Peter. Jij ging met Ludwig naar München terug. In 1919 verschenen 'Bauern' en 'Madam Bäuerin'. In de herfst van 1919 scheidde Peter van jou. In 1920 verliet jij Ludwig. Jij was slechts één van zijn vele affaires. Jij kwam in geldnood en jij zette de namen van bekende schilders op waardeloze schilderijen, waarna jij ze verkocht. Jij werd van vervalsing beschuldigd en jouw dochter Magdalena nam aanvankelijk de schuld op zich. Er dreigde gevangenisstraf voor jou. Op 30 juni 1920 ging jij met de tram naar het Waldfriedhof/Alter Teil in München. Daar, aan de zuidelijke rand van Gräberfeld 44, ontmoette jij Peter Jerusalem, die jou een dosis cyanide overhandigde, wat hij speciaal voor jou had aangeschaft. Op die 30-ste juni 1920 heb jij voor het graf van de vader van Ludwig Schmidt zelfdoding gepleegd. Jij hebt met Peter's steun zelfdoding gepleegd. Jij schreef diverse, gedetailleerde afscheidsbrieven aan o.a. Ludwig Thoma en jouw schoonzoon Heinrich Dietz. Jij werd 38 jaar en jij bent in het graf nr. 44-3-14 in het Waldfriedhof in München begraven.
Peter nam daarna de voogdij over jouw dochters over en hij beheerde jouw nalatenschap. In 1924 trouwde hij met de muzieklerares Sascha Kraus. In 1940 verscheen de biografie 'Der Weg der Lena Christ' van Peter. Peter overleed op 6 maart 1954 in Irschenhausen. Kort daarna pleegde Sascha zelfdoding. Peter heeft jou aangemoedigd om zelfdoding te plegen, uit jaloezie en eigenbelang. In zijn biografie over jou haalde hij jou naar beneden en probeerde hij jou zwart en minderwaardig te maken. Hij kon niet aan jouw literaire grootsheid tippen en in zijn eigenwaan verzon hij dat hij jouw ontdekker en mentor was.
19 september 2024
Geplaatst in de categorie: idool