Vergankelijkheid.
De spirituele betekenis van vergankelijkheid, de eigenschap dat alles eindig is en verandert, is een diep en universeel thema in bijna alle spirituele en filosofische tradities. Het kan worden gezien als een fundamentele waarheid die tot bevrijding en wijsheid kan leiden en die je van de eeuwigheid laat proeven in een druppel tijd. In het boeddhisme is vergankelijkheid (anicca) een van de drie kenmerken van het bestaan. Samen met lijden (dukkha) en niet-zelf (anatta). Het niet-zelf kan je samenvatten als de bevrijdende ontdekking dat er geen vast “ik “bestaat, maar slechts een stroom van vergankelijke verschijnselen, waarmee je je niet langer identificeert. Alles verandert constant, gedachtes, emoties, situaties, maar ook het fysieke lichaam. Vasthouden aan wat verandert, veroorzaakt lijden. Door anicca te aanvaarden, ontstaat innerlijke rust. Je leert om los te laten, in het nu te leven en ware vrijheid te vinden buiten gehechtheid. In het hindoeïsme en de Advaita Vedanta bestaat de cyclus van samsara. Het aardse leven is vergankelijk (maya), een illusie die ons afleidt van het eeuwige (Brahman). Identificatie met het tijdelijke (lichaam, bezit of status) leidt tot reïncarnatie. Bevrijding (moksha) wordt het besef genoemd dat je ware zelf (Atman) onvergankelijk is en leidt tot eenheid met het eeuwige. Ook het christendom roept: “Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” (Genesis 3:19), wat herinnert aan nederigheid en gericht op het goddelijke. De vergankelijke wereld is een doorgang naar het eeuwige leven. Ook memento mori (gedenk te sterven) dient als spirituele oefening. Liefde en compassie zijn de enige onvergankelijke waarden. Ook de islamitische mystiek, het soefisme, ziet vergankelijkheid als liefdesdaad: Alles keert terug naar God. “Wij behoren God toe en tot hem keren wij terug “. De wereld is een spiegel die Gods schoonheid tijdelijk reflecteert. Loslaten leidt tot eenwording met het Eeuwige. Ook binnen het taoïsme is vergankelijkheid als een natuurlijke cyclus onderdeel van de Dao, zoals seizoenen wisselen, zo komen en gaan levens. Zij hanteren het begrip Wu Wei: Door niet te vechten tegen verandering, stroom je mee met de natuurlijke orde. Dit brengt harmonie en vrede.
Binnen de opvattingen van moderne spiritualiteit is verbondenheid een belangrijk item. Alles is onderling afhankelijk en in beweging. Vergankelijkheid herinnert aan onze rol in het web van leven. Poëtisch vertaald: Vergankelijkheid is de nederige leraar die ons toevertrouwt: Jij bent niet de spin in het web, maar één draad in het eeuwige weefsel van leven. Wees zacht. Geef terug. Vertrouw de cyclus. Als we dit leren te begrijpen verschuift ons leven van consumptie naar participatie en dat zou onze primaire rol moeten zijn. Ook de ecologische roep om wijsheid doet ons beseffen dat ook menselijke beschavingen vergankelijk zijn en moedigt aan om onze aarde als levende entiteit te respecteren.
De transformatieve kracht van vergankelijkheid uit zich in vrijheid, want als niets blijft, hoeft niets vastgehouden te worden. Het uit zich ook in dankbaarheid, omdat dingen eindig zijn, worden ze kostbaar. Alleen in het nu kun je schoonheid ervaren die straks verdwenen is. Er bestaat een zogenoemde spirituele urgentie, namelijk het besef van eindigheid moedigt aan om te leven met doel en diepte. Vergankelijkheid bevrijdt doordat ze ons niets laat bezitten, zelfs onszelf niet. Hierdoor kunnen we alles ervaren zonder erdoor gevangen te worden. De vraag is alleen: durven we deze bevrijding toe te laten? Een Zen gedachte formuleert het als volgt: “De herfstbladeren vallen niet omdat ze sterven, maar omdat ze voltooid zijn. Hun vergankelijkheid is hun volmaaktheid “. Vergankelijkheid is uiteindelijk een poort naar eeuwigheid: door het tijdelijke volledig te omarmen, raken we de tijdloze essentie van het bestaan aan.
De herfstwind strijkt langs de takken, waardoor de esdoorn zijn laatste bladeren verliest. Ze dwarrelen neer, goud geel en roestrood en vleien zich neer op de vochtige aarde. Het proces van vergaan en ontbinding volgt. Het is geen tragedie, maar een heilig ritueel van terugkeer, zonder vernietiging, maar een transformatieve vorm van wederkeren naar de bron. Een lichaam, of het nu een mens, dier of boomblad betreft, vergaat door bacteriën, schimmels en insecten. Moleculen breken af tot mineralen en stikstof, koolstof en calcium worden voedingsstoffen voor nieuwe levensvormen. De dood voedt het leven.
Vergankelijkheid is de onzichtbare draad die door alles weeft. Het is het zachtjes vervagen van een herinnering, de rimpel welke zich manifesteert na een lach, het moment waarop een glas water uit je handen ontsnapt en in duizend scherven op de vloer ligt. Het is het besef, soms plotseling en onmenselijk, soms zachtjes kabbelend als een beekje, dat niets blijft. Niet ons lichaam, niet onze liefdes, niet onze successen, niet onze pijn. Deze fundamentele onvastheid van het bestaan, kan aanvankelijk als een bedreiging voelen. We bouwen muren van bezit, proberen om de toekomst te beheersen, houden vast aan een gekozen identiteit, maar diep van binnen weten we: het is zinloos. Maar toch blijven we bouwen uit angst voor de leegte die achter de muur schuilt. Maar die muur brokkelt altijd af. Steen na steen. En juist hierin schuilt de paradoxale bevrijding. Want wanneer we de vergankelijkheid werkelijk durven te aanschouwen, zonder vlucht, ontvouwt haar spirituele betekenis zich als een lotusbloem. Het leert ons loslaten. Het besef dat de mooie momenten zoals een zonsondergang, een emotionele omhelzing of de mystieke geluiden van een regenwoud, zo kostbaar zijn, juist door het feit dat ze voorbijgaan. Daarom verdient het onze scherpe aandacht. We leren daardoor aanwezig te zijn. In het ultieme nu. In de volheid van de ademhaling, in de textuur van dit licht op de muur, in het geluid van die ene vogel. Vergankelijkheid is de strenge, maar wijze leraar die ons onderricht in kijken, luisteren en voelen. Dit is het. Dit is het leven zelf, stromend door je vingers. Pak het niet vast, maar ervaar het. Vergankelijkheid ontmaskert onze illusies van controle en permanentie. We hechten ons aan ideeën van onszelf, aan bezittingen, aan relaties, alsof ze rotsen zijn in een levensstroom. Maar de vergankelijkheid toont dat het allemaal water is, constant stromend, steeds veranderend. Deze confrontatie kan voelen als leegte, maar is in werkelijkheid ruimte. Ruimte om niet langer te strijden tegen de natuur van het leven zelf. Ruimte om mee te stromen met de Dao, zoals de Taoïsten zeggen, in harmonie met de natuurlijke cycli van groei, verval en wedergeboorte. Het leert ons Wu Wei, handelen door niet te forceren. Spirituele tradities wereldwijd zien in deze vluchtigheid geen nihilisme, maar een boodschap van transcendentie. Het Christendom herinnert ons met Memento Mori aan onze sterfelijkheid, niet om angst aan te jagen, maar om ons te richten op wat eeuwigheidswaarde heeft, zoals liefde, compassie en genade.
De diepste laag van vergankelijkheid raakt aan het mysterie van het Zijn. In het volledig omarmen van het tijdelijke, raken we soms, heel vluchtig, het tijdloze aan. Net zoals de stilte tussen twee noten muziek maakt, zo openbaart het besef van eindigheid een achtergrond van eeuwigheid. In het zien van de leegte van de vorm, ontwaren we de vormloze volheid. Het is het besef dat terwijl de golven (ons individuele bestaan) constant komen en gaan, de oceaan (het Bewustzijn, God) altijd is. Onze ware natuur, suggereren mystici, is als die oceaan, ongeboren, ongedeeld en onvergankelijk. Het sterven van de golf is een terugkeer, niet een vernietiging.
Vergankelijkheid is daarom uiteindelijk een oefening in diepe liefde en radicale aanvaarding. Het vraagt moed om te leven met open handen, om te houden wetende dat afscheid ingebakken zit, om schoonheid te koesteren wetende dat ze weer vervaagt.
De esdoorn is nu helemaal kaal. Zijn bladeren vergaan in de aarde, worden humus en voeden nieuwe wortels. Er is geen sprake van verlies, alleen van transformatie. Zo gaat het met ons allemaal. Vergankelijkheid is geen doodsklok, maar de stille wijzer die ons wijst naar de eeuwigheid in het huidige moment. Het is de grond van onze dankbaarheid, de bron van onze aanwezigheid en de stille getuigen van een Licht dat, zelfs in het meest vluchtige herfstblad, nooit echt dooft. Want het Licht verdwijnt nooit, ook al vergaat de vorm die het draagt. We moeten niet treuren om het vallende, maar om te ontwaken in het zijn, in het hier en nu, in de heilige stroom van het voorbijgaande. Want alleen daar, in het hart van de verandering, vinden we de onvergankelijke stilte. Vergankelijkheid is de vluchtige vorm waarin de eeuwigheid zich ontvouwt als een bevrijdende dans van licht en loslaten. Die elk voorbijgaand moment tot een echo van het onvergankelijke maakt. Want in de zachte overgave aan wat vergaat, raakt de ziel aan wat altijd blijft.
Zie ook: http://verrevandichter.blogspot.com
Schrijver: J.J.v.Verre
5 augustus 2025
Geplaatst in de categorie: filosofie