Inloggen
voeg je column toe

Columns

Muizenissen

Het is half acht in de ochtend. Ik loop de trap af van het huis waar ik vijfenveertig jaar geleden ging wonen met mijn ouders, mijn broer en mijn zus. In de stad waar ik inmiddels vijfendertig jaar niet meer woon. Maar het voelt nog steeds als thuis. De stad en het huis. Ik loop de keuken in. Het is nog donker en het is stil in huis en op straat. Toch hoor ik geluid. Ik blijf stokstijf staan. Gepiep en getrappel hoor ik ergens. Het zal toch niet waar zijn... Het geluid komt uit een van de keukenkastjes onder het aanrecht. Ik blijf staan luisteren en hoop dat het niet waar is. Maar het geluid is niet te ontkennen echt. Mijn moeder had aan de telefoon al verteld over muizen die in een keukenkastje zaten, een paar weken geleden. Ze had daar wat op gevonden. En iemand die haar helpt met klusjes in huis had ervoor gezorgd dat de muizen weer weg waren. Maar ze waren dus niet weg. Hemeltjelief, hoeveel muizen waren dat wel niet daar in dat keukenkastje. Ik durf niet te kijken. Het is een gepiep en getrappel vanjewelste. Er vindt een ware muizenfuif plaats in het keukenkastje!

Mijn gedachten gaan terug naar toen we hier net woonden. Acht jaar oud was ik, en op het toilet beneden zat een kleine muis. Ik gilde het hele huis bij elkaar. Mijn vader kwam kijken. "Dat muisje is banger voor jou dan jij voor het muisje", zei hij. Daar had hij ongetwijfeld gelijk in. Hij haalde een dikke stok en was van plan het muisje dood te slaan. Ik begon nog harder te gillen. "Nee papa, niet het muisje dood maken!" Hij wilde mijn tere kinderziel sparen. Ik denk ook dat hij het eigenlijk wel fijn vond dat hij het muisje niet hoefde dood te maken, want mijn liefde voor dieren heb ik van hem. Hij pakte het muisje op, in zijn twee grote handen en liet hem nog even aan me zien. Een beetje bangig maar wel nieuwsgierig keek ik naar het kleine wezentje, dat stilletje in zijn handen bleef zitten. "Moet ik hem voor je opeten?", plaagde mijn vader nog even. "Néééé", gilde ik ontzet. Hij lachte en liep met de kleine muis naar de gang, deed de voordeur open, liep de oprit van het huis af, en zette de muis op straat. Ik sloeg het vanaf de deuropening gade. Het muisje rende de straat op en maakte zich uit de voeten.

Ik heb daarna nooit meer een muis in huis gezien. Dat is te zeggen, niet in het huis waar ik vandaag het muizenfeestje in het keukenkastje hoor. Wel in de stad waar ik tien jaar later ging studeren, maar dat is een ander verhaal. Het huis van mijn jeugd was in mijn herinnering altijd verder muisvrij geweest. Tot vandaag. Ik zal maar eerst met mijn moeder overleggen wat te doen. Het is per slot van rekening haar huis. Ik loop terug naar boven. Mijn moeder komt net uit de badkamer gelopen.
"Mam, er zitten muizen beneden in het keukenkastje." "Verdorie, zijn die beesten weer terug! Dan moeten we straks vergif gaan bijkopen." "Vergif? Je gaat toch geen vergif gebruiken in huis?" "Wat moet ik dan doen? Die muizen moeten weg!" Oef. Dat had ik niet begrepen aan de telefoon. Dat mijn moeder de muizen vergiftigde.
Ik denk aan het meisje van acht jaar dat niet wilde dat haar vader het muisje doodde. Mijn moeder is een lief mens. Vooral voor mensen. Voor mijn hondje is ze ook lief. Maar zoals ik al zei, mijn liefde voor dieren heb ik van mijn vader. En nu moet ik lijdzaam toezien hoe de muizen vergiftigd gaan worden. Ik google nog even op andere mogelijkheden, maar kom nog engere methoden tegen, plus een uitleg dat muizen onder de meest gunstige omstandigheden wel tweeduizend nakomelingen per jaar kunnen krijgen. Dat kan ik mijn moeder natuurlijk niet aandoen.

In de dierenzaak probeer ik nog een muisvriendelijke oplossing te vinden. Er zijn muizenvallen die de muis heel laten, zodat je ze buiten kunt zetten. "Dan lopen ze gelijk weer terug naar binnen", zegt de verkoper, "tenzij je ze ver weg in een veld zet." "Dat ga ik echt niet doen", zegt mijn moeder. Kordaat neemt ze het pak vergif van de plank. Dat zou ik dus wel doen... gezellig met mijn hondje het veld in en het muisje de vrijheid geven. "De behandeling moet wel voortgezet worden", legt de verkoper ons uit, "anders worden de muizen resistent. Er heerst toch al een ware muizenplaag in de stad", zo zegt hij, de aankoop aanmoedigend. Hij verzekert ons dat de muizen een zachte dood sterven en niet zullen lijden. Dat is belangrijk, want dat heeft mijn vader me geleerd. Je mag een dier niet laten lijden. Hij zou die muis destijds in ene keer dood hebben geslagen, zonder het beestje te laten lijden. Hij liet het met nog meer plezier vrij. Ik zucht eens diep. Het is haar huis. Haar muizen. Haar keuze. Wel weet ik haar nog over te halen geen korrels te nemen, maar pasta, dat minder knoeit. En een plastic lokdoosje met afgesloten klep waar geen huisdieren bij kunnen. De muizen zijn niet meer te redden. Maar dan is mijn hondje veilig tijdens onze logeerpartij.

Op weg naar huis vertel ik mijn moeder over de tweeduizend nakomelingen die een muis per jaar krijgen kan. En het verhaal van het muisje op het toilet, vijfenveertig jaar geleden. "Als ik papa niet gevraagd had om dat muisje buiten te zetten, dan had de stad misschien nu geen muizenplaag gehad." "Precies", zegt mijn moeder, nu helemaal overtuigd van haar gelijk om de beestjes te vergiftigen. Schuldbewust realiseer ik me dat ik de moord van duizenden muizen op mijn geweten heb, omdat ik er destijds één heb willen redden.

Schrijver: Louise de Waal, 15 april 2015


Geplaatst in de categorie: dieren

4.5 met 4 stemmen 174



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
René Turk
Datum:
15 april 2015
Prachtig hoe je verhaal samenkomt in de laatste zin!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)