De dageraad duurt maar kort
Het grootste deel van het jaar ben ik een langslaper. Maar in de prille lente, zoals nu, houd ik er van om de dag te plukken. Dan ontfutsel ik de minuten die ik nodig heb voor huishoudelijke werkzaamheden aan de naderbij-sluipende dag, nog juist voor zonsopgang. Dan is de ochtendschemering mijn getuige, mijn matineuze bondgenoot, mijn zwijgzame vriend. Dan laat ik me overweldigen door een produktieve bui en lijkt de morgenstond gevuld met spreekwoordelijk goud in de mond.
Die activiteit duurt, uiteraard, hooguit een paar uur. Je kunt dageraad benutten, maar het vraagt om voorzichtigheid. Iedere ochtend voor dag en dauw uit de veren is uiteindelijk niet goed voor een mens, denk ik. Je moet je beperkingen kennen. Twee keer per week snoepen van de vroegte, dat vind ik een redelijk gemiddelde. Want het leidt er toe dat ik de dagen in dat geval in drie delen knip. Als ik al om half vijf opgestaan ben, sterke koffie en meerdere glazen leidingwater gedronken heb en verscheidene Bolletje-eierbeschuiten achter de kiezen heb, duik ik opnieuw onder de dekens, om te slapen tot elf uur. Rare gewoonte? Zou best kunnen, maar het geeft mij voldoende ontspanning om het vervolgens, tijdens mijn tweede dagdeel, rustig aan te doen.
In dit dagritme ‘bezondig’ ik mij ook aan een middagdut, de hazeslaap. Het woord siesta is niet voor niets afkomstig van het zesde uur. De Britten noemen dit middagdeel ‘the quiet and strange hour’, hun sein voor high tea, sandwiches & scones. Tegen de avond worden er bij hen daarna weinig gekookte maaltijden (aardappels, vlees, groenten) bereid, zoals hier te lande. Na de middagrust ben ik alleen bij mijn keukenblok nog noemenswaardig actief: bouillon trekken is mijn specialiteit. Dat is mijn beproefde methode om alledaagse sores op afstand te houden.
Geplaatst in de categorie: algemeen