Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Mannen van Mak

En dan, voor even, heb ik er genoeg van. Van alles, van de stad, de mensen, de opdringerige verkopers, de armoede, de mannen van Mak, de exorbitante rijkdom, Beyoglu, van de musea, de moskeeën en al die andere honderden bezienswaardigheden die de stad rijk is, van de bijna tweeduizend jaar lange geschiedenis, van mijn vriend Stef, de wereldreiziger.
Alleen zijn loopje al. Het lijkt wel of hij niet op sportschoenen loopt maar op houten sandalen ofzo, zo laat hij zijn hakken neerkomen op de steeds ongelijke grond. Kijk uit, hier verspringt de stoep, kijk uit, daar steken bouten zomaar uit een pas opnieuw geplaveid gedeelte, kijk uit, vooral natuurlijk met oversteken. We volgen straatjongens en mannen in pak om een overvolle zesbaansweg over te steken, wagen haast ons leven om een treinstation te bereiken. Voor Stef is het allemaal niks, bij de tweede moskee heeft het al over ‘meer van hetzelfde’.

Hij is er al twee, drie keer eerder geweest maar ik moet hem vertellen over de keizerrijken die vanaf hier de wereld geregeerd hebben. Bijna zijn hele geschiedenis overheerste de stad, regeerden keizers en sultans vanaf hier grote delen van Europa, Afrika en Azië. Totdat de Grote Oorlog kwam. Het sultanaat was toen al niets meer dan een ceremonieel ambt, de laatste tweehonderd haremvrouwen vrijgelaten, Afrika al verloren. Het waren de jonge en eerzuchtige generaals die het rijk meesleepten, de oorlog in, en daarbij, na lang twijfelen de verkeerde kant, die van de latere verliezer, kozen: Duitsland. Dus werd het: zeg maar dag met je handje.
Een Griekse generaal, op een wit paard gezeten zoals ooit eens Mehmet de veroveraar, trok triomfantelijk de bezette stad in. We schrijven 1918. Maar niet voor lang. Een paar later was de stad weer Turks, maar nooit meer als hoofdstad, nooit meer als centrum van een wereldmacht.
Nu is het de appendix van Europa geworden, en volgens Wilderianen hevig ontstoken en rijp om definitief losgesneden te worden van het avondland. Te ver besmet met het hernieuwde islamitische bewustzijn, teveel gevuld met baarden en hoofddoekjes die het op ons gemunt hebben. Te weinig Europa meer, teveel al Derde Wereld.

Maar toen: een kosmopolitische stad waar vele volken op, onder, over en naast elkaar leefden. Niet met elkaar, dat nooit, iedereen had zo z’n eigen wijk waar hij woonde, en als het even niet hoefde, ook niet uitkwam. Nu wonen er bijna alleen Turken. Hoeveel weet niemand. Het ene boekje zegt elf, het andere twaalf miljoen.
Er komen er een kwart miljoen per jaar bij lees ik later beter in een derde gidsje. Dan zijn het er nu al gauw zestien miljoen. Dat is honderd keer zoveel als in mijn eigen stad. Het duizelt me.
Veertien miljoen zegt een man op straat die ons aanspreekt. Een leuk gesprekje totdat hij begint over een neef die een tapijtenhandeltje heeft. Je vraagt je af hoe de mensen die tapijten in het vliegtuig mee terug krijgen. We vluchten weg. Iedereen probeert hier te kopen en te verkopen. Het is de wet van het overleven. Een schoenpoetser, een man van Mak, verliest op de brug zijn borstel. Ik loop achter hem aan en geef hem de borstel terug. Gelijk gaat hij ijverig met mijn sportschoenen aan de gang. Een geste denk ik naïef. Niks geen geste, acht Lira wil hij hebben. Met vijf kom ik er nog genadig vanaf.
Als we teruglopen naar het hotel, na een tijdje naast de vissers over de brug gehangen te hebben, genietend van het fascinerende uitzicht, de boten en bootjes op de Gouden Hoorn en in de Bosporus, de lichten van de stad, van Beyoglu aan de overkant, en verder weg, meer naar het oosten de wijken in Azië zie ik hem bij een stalletje eten. Schransen is het bijna. Blijkbaar permitteert hij zich van die vijf Lira van me naast de onvermijdelijke sigaretten ook een warme hap.

Eerst was ik nog boos op Mak. Niet alle, lang niet alle Istanbullers leven zo aan de rand. Vanmorgen nog hebben we puisante rijkdom gezien. De PC Hooft van Istanbul, mannen strak in pak, altijd bellend, altijd rokend, ongeduldig toeterend in hun Audi’s en Mercedes in de nauwe starten waarin het verkeer al vroeg muurvast staat. Vrouwen modieus, modern , aantrekkelijk en elegant., maar vooral overduidelijk : rijk, steenrijk. Geen hoofddoekje of bedelaar te ziehier. Totdat ik een man in een berg vuil zie graaien. Hij heeft een steekkar bij zich met daarop een manshoge zak. Hij verzamelt karton. Een straat verder zie ik een ander met plastic in de weer. Weer verder lopend zijn de straten zelfs te smal en te vol voor die steekkarretjes.
Stef hijgt en puft, hij is licht astmatisch en heeft er moeite mee. Dan lopen er een paar kerels met misschien wel vijftig kilo op hun rug ons voorbij. De mannen van Mak, de dagloners, de armen, ze bestaan dus echt.

‘s Middags verdwalen we bij de muur die Constantinopel tegen de Turk moest beschermen. We komen in een afbraakbuurt. Spelende kinderen, rokende mannen, met elkaar kwetterende vrouwen.
Een meisje, dat ons foto’s ziet maken springt voor ons. Ze lacht. Ze heeft mooie lange zwarte haren en een schitterend gebit.
‘Hello, I am Dilek, where do you com from?’
Maar dit is niet de vraag die verkopers je stellen als je langs ze probeert te glippen, dit is gewoon een vraag uit nieuwsgierigheid. Uit trots misschien ook, om te laten zien hoe goed ze al Engels spreekt. En we lachen met haar mee.
‘We are from Europe, like you'


Zie ook: http://www.volkskrantblog.nl/blog/3193

Schrijver: jorrit, 1 mei 2008


Geplaatst in de categorie: maatschappij

4.0 met 9 stemmen 368



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)