Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Niet netjes

Nee, trots was hij er niet op. Gluren door een telescoop naar een meisje van de flat tegenover je was niet netjes.
Meisje? Ach nee, een godin was zij. Deze laatste gedachte pleitte hem vrij, vond hij. Zijn linkeroog volgde de focus. Langs de hemel waar Venus stond, alsof hij zichzelf voor de gek wilde houden dat hij het heelal zou bestuderen. Dan naar de schoorsteen op de hoek van haar flatblok. Naar links, dan zakken. Ja, pas op, langzaam naar de derde van boven, zesde van links, daar…ze was er!

Hij zoomde in. Het nog wazige beeld was al genoeg om hem op te winden. Hoe keek ze? Haar houding, haar kleding - wat had ze aan? Had ze wel wat aan? Want het vage beeld was wel erg vleeskleurig. Wazig – vaag – scherp - haarscherp. Ach, helaas, ze had haar lichtgele truitje aan, maar wat zat ze er weer sexy bij. De vingers van haar slanke hand vormden een eenheid met het oor van haar theeglas. Haar welgevormde benen lagen elegant over elkaar. Voor wie zat ze zo? Snel keek hij rond in haar kamer, maar tot zijn opluchting bespeurde hij niemand anders. Gauw zocht hij haar weer op. Haar glas had ze neergezet, ze zat te lezen in een krant. Wat las ze? Wat boeide haar zo? Alles moest hij van haar weten. Hij was verslaafd geraakt aan haar verschijning. Vanaf die keer dat zijn telescoop per ongeluk op haar appartement was gericht. Nooit zou zij of wie ook hem kunnen ontdekken. Door zijn hoekraampje kijkend was de telescoop niet te zien. De ramen van zijn kamer keken op een ander flatblok uit.

Een volgende avond keek hij weer naar haar flat, maar de gordijnen waren dicht. Dat was vreemd want dat deed ze nooit. Wat moest dat betekenen? Zou ze toch een vriendje hebben? Hij volgde haar al een paar weken maar nog nooit had hij een jongen in haar kamer gezien. Ook in de straten voor haar flatblok had hij haar steeds alleen gezien of met vriendinnen.

Waar zat ze nu? Daar misschien? Nee, voor dat raam stond alleen maar een verrekijker in de vensterbank. Zou zij ook naar sterren kijken net als hij? Die nacht lag hij in bed te dromen zonder te slapen. Dicht zat hij op haar huid. En haar kastanjebruine haar met die koperrode gloed erin als de zon erop viel. Hij wist niet wat hij mooier vond: als ze het lange haar los had of als ze het had opgestoken, zodat haar prachtige hals en oren te zien waren. Haar houding, hoe ze bewoog, hij kon aan niets anders meer denken. Zijn werk, zijn vrienden, de sterren, dat hele heelal waar hij zo in opging - ze verdampten als haar beeld hen verdrong.

Het kon niet. Een wonder! Nog een keer keek hij maar ze was het echt. Die cadans in haar loop. Ze was het. En ze kwam op zijn flatblok af! Wat moest hij doen? In actie komen natuurlijk. Zenuwachtig liep hij heen en weer, nam een besluit. Hij stormde zijn kamer uit, de gang op naar de lift. Naar wie ging ze? Dat moest hij weten. Hij drukte op de liftknop. Eindelijk ging de deur open. Gauw stapte hij in maar de gestalte die er al stond wilde eruit. Ze botsten tegen elkaar en …zij was het.

Te verbluft om te spreken, zelfs te denken, kon hij alleen maar voelen en zien. Ze was precies zoals hij door de telescoop had gezien. Alleen nog mooier. En haar geur…. Zijn euforie duurde kort, want toen de liftdeur sloot zag hij in een glimp dat zij recht afliep op de kamer van zijn buurman. Wat!? Toen hij met de lift op zijn verdieping terugkwam, vloog hij zijn kamer binnen. Even aarzelde hij, pakte toen een glas uit de kast en drukte dat tegen de muur. Voorzichtig zette hij zijn oor tegen de andere kant van het glas en luisterde.

Je hoorde niet af te luisteren, dat besefte hij nog wel, maar zijn instincten hadden de leiding allang overgenomen. Hij hoorde haar stem en die van zijn buurman. Ze waren in discussie zo leek het. Zij praatte hard, leek boos. Ach, die stem, ja die klopte, die paste bij haar. Maar…hij kende het interieur van zijn buurman toch? Zij zat in die grote stoel tegen de muur. En hij stond tegen haar aan met alleen zeven centimeter beton tussen hen in. Hij probeerde het te beheersen maar zijn lid groeide en werd stijf. Zijn heupen hield hij iets terug, want hij was bang dat zijn erectie door de muur zou stoten.

Niets had hij hoeven doen. Zijn buurman was naar hem toegekomen. ‘Opeens stond er een bloedmooie vrouw voor mijn deur’, had hij gezegd. ‘Ze beschuldigde mij dat ik haar begluur vanuit mijn kamer. Snap jij dat nou?’ had hij verontwaardigd uitgeroepen.
De hele nacht piekerde hij. Ze moest iets hebben gezien met die verrekijker van haar. Een reflectie van zonlicht in zijn lens? Zijn buurman had ook een hoekraampje. Dat moest ze verward hebben met dat van hem. Logisch, want zijn kamer was vanuit haar kamer niet te zien. God wat een ellende.

Na die doorwaakte nacht liep hij op haar flat af. Hij wist waar ze woonde, op welke etage en welk kamernummer. Hij zou aanbellen en alles opbiechten. Liever eerlijk ten onder dan laf verder. Zij was het toch, de vrouw in zijn leven? Dan moest hij ook zeggen dat hij haar had begluurd, bespied, dat hij niet netjes was geweest. En dat hij van haar hield. Hij drukte op haar bel. Uit de intercom hoorde hij geruis…
‘O God sta me bij’ prevelde hij.
Twee dingen tegelijk wilde hij: wegvluchten, ver van zijn schaamte, én bij haar zijn, dichtbij.

Schrijver: Kary Kepla, 21 oktober 2008


Geplaatst in de categorie: idool

3.8 met 8 stemmen 1.099



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)