Jean-Jacques Rousseau, componist en filosoof
Twee grote schrijvers en filosofen, Rousseau (1712-1778) en Voltaire (1694-1778), beheersen in het Frankrijk van de achttiende eeuw het vernieuwde culturele denken.
Elk van beiden heeft zich op eigen wije ingezet voor de Verlichting, en de haast waarmee zij proberen de kunst tot een nieuwe overtuiging te brengen, heeft hen niet altijd even zachtzinnig hun scherpste wapen, de pen, doen hanteren. In beiden ontmoeten wij gedreven cultuurfilosofen. Zonder hun bijtende kritiek op de maatschappij was kunst in het algemeen en muziek in het bijzonder niet zo controversieel geworden als wij nu weten.
Minder bekend is dat Rousseau ook als componist aktief is geweest en dat één van zijn werken van groot historisch belang is geweest.
Het is zijn operaatje "Le devin du village", vrij vertaald als "De dorpsgek", in 1752 slechts in één week gecomponeerd.
Het is het meesterwerkje waaruit later de grote periode van de Franse Opera Comique geboren zou worden. Het stuk was meteen na de eerste uitvoering een groot succes, en zou daarna tot in de dagen van Hector Berlioz stand houden. "Le devin du village" beleefde in die vijfenzeventig jaar niet minder dan vierhonderd uitvoeringen. Dat is een respektabel aantal dat tot uitdrukking brengt hoe Frankrijk in die dagen op zoek was naar een nieuwe muziek.
De jeugd van Rousseau is bepaald niet gelukkig geweest. Opgevoed door een hardvochtige tante in Annecy heeft hij zich zijn hele leven als een avonturier gedragen en betoonde hij zich voortdurend een querulant. Waar hij maar kwam volgde ruzie, of het nu de huisknecht, de huisonderwijzer of de muziekkopiïst was. Intussen studeerde hij orgel, blokfluit en solfège en nam daarbij een heel scherp beeld op van de Franse muiekmaatschappij. Daarbij speelde zijn aangeboren agressiviteit en zijn voortdurende wantrouwen tegen alles en iedereen een allesoverheersende rol. Rousseau was qua karakter niet geschikt voor een regelmatig leven.
Maar ideeën genoeg. In 1744 gaat hij naar Parijs om de "Academie des Scienes" een door hem gevonden muziekschrift voor te leggen waaruit zonder moeite vocaal geïntoneerd kan worden. Het is een voor die tijd doorbrekend systeem.
Zoals te verwachten was kreeg hij met zijn "uitvinding" geen voet aan de grond, naar alle waarschijnlijkheid mede door zijn eigenwijze presentatie en zijn torenhoge eigenwaan.
In 1817 ontdekt een zekere heer Gallin dit muziekschrift weer en ontrukt het aan de vergetelheid. Kunt u dit muziekschrift nog van uw schooltjd herinneren. Lange rijen cijfers met wel of geen streepjes erop: het muziekschrift van Rousseau-Gallin. "In 't groene dal, in 't stille dal" en zo meer, zelfs tweestemmmig!
Een geniale uitvinding voor het muiekonderwijs op school!
In 1743/44, wanneer Rousseau als secretaris van de Franse gezant in Venetië werkt, vat hij een haast ziekelijke voorkeur op voor de Italiaanse muziek. Terug in Parijs laat hij dat duidelijk blijken, maar natuurlijk niet altijd even tactvol. Hij strijkt hiermee zijn gearriveerde collega Jean Philipe Rameau tegen de haren in.
Het gevolg is een heftige strijd tussen de Franse- en Italiaanse muziekliefhebbers, waarbij Rousseau te vuur en te zwaard zijn beroemd geworden uitspraak "terug naar de natuur, weg met het verstand, leve het gevoel" doet horen.
Als "bewijs" van deze nieuwe cultuurfilosofie schrijft hij zijn opera "Le devin du village". Het stuk wordt hem door de Fransgezinden niet afgenomen!
Dit conflict heeft in die tijd veel pennen in beweging gebracht. Er ontwikkelen zich tevens in die tijd twee verschillende operahuizen.
Naast de officiële "Académie Royal" wordt de door Rousseau gesteunde "Opera Comique" geboren. Uiteindelijk wordt een wapenstilstand bereikt.
De "Opera Comique" zou zich alleen bezig houden met die werken waarin een gesproken dialoog de muzieknummers scheidt, terwijl die van de "Académie" uitsluitend gezongen zouden zijn. Deze situatie heeft geleid tot een zelfstandig functioneren van beide instituten en heeft in de negentiende eeuw geleid tot een niet te stuiten stroom opera's.
Het succes van "Le devin du village" heeft Rousseau geinspireerd tot een grootscheepse aanval op de Franse muziek, waarbij vooral Rameau en Luly het moeten ontgelden. Vooral de 'geleerdheid" in hun muziek was Rousseau's voortdurende doelwit. Voor hem gold vooral de eenvoud en de onbevangenheid van het Italiaanse repertoire. Het leidt tot heftige tonelen, zoals het verbranden van Rousseau's portret op de binnenplats van de "Académie" en zelfs het beramen van een moordaanslag.
Behalve met muziek hield Rousseau zich ook met andere vormen van literaire produktie bezig. In 1761 publiceert hij zijn "Cantrat social" waarin hij de grondslag legt voor de volkssouvereiniteit en daarmee op beslissende wijze bijdroeg tot de democratie.
Een jaar later volgt zijn beroemde "Emile ou de L'Éducation", waarin hij het probleem van de opvoeding uitvoerig bespreekt. Het boek werd onmiddelijk na verschijnen verboden en leverde de auteur een verbanning uit Parijs op. In 1767 kwam zijn grote "Dictionaire de musique" uit, een boek dat onmisbaar is voor het begrijpen van het Franse muziekleven in de achttiende eeuw.
Jean-Jacques Rousseau is de muziekgeschiedenis ingegaan als een uiterst strijdbare figuur, even kortzichtig als scherp als soms geniaal. Zijn denkbeelden waren tegenstrijdig, maar hij kwam, hoewel hij amper noten kon lezen, tot opzienbarende uitspraken en vernieuwingen. En dat is een niet geringe verdienste die hem tot een niet te negeren figuur in de Franse muziekgeschiedenis maakt.
Geplaatst in de categorie: muziek