Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Gerrit Komrij: Fata morgana

Fata morgana

We dwaalden langs verpulverde altaren
waar grijze monniken met giereblik
ons leverzuchtig zaten aan te staren.
Hun lichaam was onooglijk van het slik.
We zagen nonnen met bestofte brillen
waarin het leed van eeuwen stond te lezen,
ze huiverden en vreesden duizend vrezen.
We hoorden dode mijterdragers gillen,
het hof van Rome, pausen, kardinalen,
als varkens die de vilder op komt halen.
Je glunderde, als na een goed rapport.
Hier heerste recht, al duurde het maar kort.

Gerrit Komrij is geboren in 1944 te Winterswijk. Hij groeide op in een socialistisch gezin.
Na de openbare lagere school ging hij naar de HBS, waar hij overstapte naar de gymnasiumafdeling.
Hij schreef gedichten in de schoolkrant, want zo begon zijn lange, gevarieerde, roemrijke loopbaan. In 1963 slaagde hij voor zijn gymnasium, waarna hij naar Amsterdam vertrok om daar de Algemene Literatuurwetenschappen te gaan studeren.
Amsterdam trok hem vooral ook diepmenselijk, vanwege zijn homofiele geaardheid, die daar meer geaccepteerd werd. In 1964 ontmoette hij Charles Hofman.
In 1965 publiceerde hij zijn eerste gedichten in het Hollands Maandblad. Hij werd vertaler van o.a. het Grieks en Latijn. Hij vertoefde twee jaar op Kreta, waar hij de kost verdiende met het geven van taallessen.
In 1967 keerde hij terug naar Amsterdam, waar hij ging samenwonen met Charles Hofman, graficus, met wie hij nog steeds samenwoont, zij het dan momenteel in een kasteelachtig huis te Portugal, propvol prachtige, unieke boeken.
In 1984 verhuisen ze eerst naar Alvites (Tras-os-Montes) om in 1988 te verhuizen naar Vila Pouca de Beira, vlakbij Coimbra.

Theo Sontrop trok hem naar binnen bij 'De Arbeiderspers' aan de Herengracht, hij publiceerde poëzie, deed redactiewerk en vertaalde vele boeken voor brood en wijn op de plank en meer dan dat uiteraard.

In 1968 verscheen zijn debuutbundel 'Maagdenburger halve bollen en andere gedichten'. In datzelfde jaar raakte hij sterk bevriend met Hans Warren, die van dezelfde geaardheid was.
In 1972 schreef hij recensies voor 'Vrij Nederland' en publiceerde hij'Verwoest Arcadië' in dat tijdschrift. 'Verwoest Arcadië' is een buitengewoon knap geschreven autobiografie, internationale topliteratuur. In de NRC schreef hij wekelijks een column, later steeds een stuk over een fenomenaal opgespeurd gedicht, trouwens, dit doet hij nog geregeld.
In 1979 verscheen een soort poëziebijbel met 1001 gedichten door hem samengesteld.
In 1999 verscheen de Afrikaanse variant daarvan.

Hij kreeg o.a.: de Herman Gorter-prijs, de Kluwer-prijs en de Frans Erens-prijs. Voorts in 1993 de P.C. Hooft-prijs en in 1999 een Gouden Uil voor 'In liefde bloeyende' (NRC).
In 2000 werd hij de eerste 'Dichter des Vaderlands' tot 2004.
Ook kreeg hij dat jaar het eredoctoraat van de Universiteit te Leiden. Het is dus nu dr. Gerrit Komrij.
Zijn laatste dichtbundel kwam uit in 2008: 'Ballade van de boekenjager' en qua prozawerk dit jaar: 'Morgen heten we allemaal Ali'.

Zijn werk is ongekend virtuoos en geniaal in woordkeuze en beeldentaal; met zijn typische voordrachtsstem is het dubbel genieten, hij heeft een sterk charisma en als een geheimzinnige magiër voert hij zijn lezers en toehoorders mee.

Ik heb hem eens ontmoet tijdens Poetry International, waar hij op speciale Komrij-toon aan mij vroeg: 'Hoe gaat het ermee, Joanan?'. Ik had een gesprek met hem en later zaten we samen in de bar met vele andere literatuurzotten.
Een zeer erudiet en doortastend mens, een ongrijpbaar poseur, net zo gekmakend geniaal als bijvoorbeeld Rimbaud, al bezit hij meer de innemende charme van Wilde en de eeuwenoverstijgende wijsheid van Socrates, Plato en Aristoteles ineen.
Raadselachtig briljant!

Schrijver: Joanan Rutgers, 28 oktober 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 1 stemmen 193



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)