Erik van Ruysbeek: De eeuwigheid is nu nieuw
De eeuwigheid is nu nieuw
Er is leegte die men door oefenen afdwingt
en er is leegte die men als genade krijgt.
Deze laatste is de echte,
levende leegte die ook volheid is.
Afgedwongen leegte is meestal steriel,
maar zelfs in dat geval kan de inspanning maken
dat men plots toch de echte leegte krijgt.
Steriele leegte herkent men aan het feit dat ze vibreert,
niet geladen is,
ons de ongrond niet openbaart
ons niet draagt,
Ons niet bevlogen maakt en niet buiten het ego werpt.
Echte leegte is onzeglijk,
is de poort tot de ongrond die haar volkomen maakt.
André Guillaume Raymond van Eyk, oftewel Erik van Ruysbeek, is geboren in 1915 te Brussel. Hij ging als jonge knaap naar het Jezuïetencollege. Jezuïeten zijn zwaar op de hand, lettervast en behept met een sterke bekeringsdrang. Na die hellesferen ging hij naar Leuven om er Germaanse filologie te studeren, dit aan de Katholieke Universiteit.
Hij was dertig jaar lang onderwijzer aan het middelbare onderwijs te Brussel, ook was hij leraar aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken, tevens was hij ook nog leraar letterkunde aan het Koninklijk Muziekconservatorium.
In 1945 publiceerde hij zijn eerste gedichten in het tijdschrift 'Arsenaal', verschenen te Gent. Na een jaar werd hij zelf redactielid. Het literaire blad heeft hooguit acht jaar bestaan.
In 1947 verscheen zijn debuutbundel 'Weerklank', poëzie die klassiek van vorm is.
Hij was aanvankelijk een na-oorlogse nihilist en later ook beïnvloed door het existentialisme van Sartre, maar na zijn gedegen studies godsdienstwetenschappen en filosofie werd hij een moderne mysticus, met name geïnspireerd door de oude en oosterse religies.
De evolutie van zijn mystiek is te volgen vanaf 'Van de aarde die ook hemel is' uit 1963 tot zijn laatste bundel 'Zangen van ongrond' uit 2000. In 1955 verscheen zijn essay 'De sluier van Isis'.
Van 1951 tot 1960 was hij redacteur en medewerker van 'De Meridiaan/De Kunst-Meridiaan', waarin veel experimentele poëzie aan bod kwam, overigens hem nauwelijks infecterend.
Hij is vooral een sterk inhoudelijke dichter gebleken. Zijn hoofdthema was 'de ongrond', wat hij had geleend van de Duitse theoloog/mysticus Jacob Böhme, 'Ungrund'. Deze term verwijst naar het onbenoembare van ervaringen, de plek waar tegenstellingen samenvallen, elkaar omarmen, versmelten. De mens is eenheid en één met God, dus Eenheid, volstrekt niet-dualiteit, alles is universeel Een, met elkaar verbonden, vooral ook met de natuur. Iets waarvan de meesten niet bewust zijn. Onthechting van het ego en de materie is noodzakelijk om dat te kunnen ervaren.
In 1972 ontving hij de Dirk Martensprijs en in 1990 de Prijs voor letterkunde van de Vlaamse provincies voor zijn totale werk; vier romans, tientallen essays en meer dan twintig dichtbundels.
'De smaak van honing' is een zeer smaakvol gemaakte documentaire over Erik als mysticus/dichter, met interviews van de theoloog/schrijver Hein Stufkens, die ik ooit zelf gesproken heb. De speelduur is 50 minuten. Erik ervoer de kosmische Eenheid en eenwording, de absolute, vreugdevolle harmonie. Nu is de Eeuwigheid en andersom. Hij was een verlicht meester en hij heeft zijn licht op geniale wijze uitgedeeld, ontstegen aan het al te wereldse:
'Rusten ga ik weldra in mijn eigen verruimde schoot
eindelijk rusten ga ik in mijn velden zonder oorsprong.
Ontvang mij dan groot lichaam zonder grenzen
ontvang mij dan groot onuitblusbaar vuur.
Vader en moeder der eeuwige geboorte
laat mij verdwijnen in uw zee van licht
zelf licht geworden weer en zachte trilling tijdeloos.'
Geplaatst in de categorie: literatuur