Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Als literair genie naar Auschwitz afgevoerd

(voor Gertrud Käthe Chodziesner (1894 - 1943))

Je bent geboren op 10 december 1894 in Berlijn. Je vader was de advocaat Ludwig Chodziesner en je moeder was Elise Schönflies.
Je was de oudste van vier kinderen. Je zussen waren Margot en Hilde. Je broer was George.
Je groeide op in een Duits-Joodse, middenklasse familie. Je woonde in de Berlijnse wijk Charlottenburg.
Je bent opgeleid op gymnasium-niveau in enkele privé-scholen, met als laatste school het vrouwen-landbouw-en-huiskunde college op Elbisbach nabij Leipzig.
Thuis aan de eettafel werden er prozateksten en toneelstukken gelezen. Je was van nature verlegen en je verstopte je gedichten in een krat met zetmeel. Op kinderfoto's sta je vaak aan de kant, er wat bij bungelend, al bewust van je zielsdiepe eenzaamheid. Alsof je de tragiek van je leven voorvoelde. Terwijl je werkte als kleuterjuf, studeerde je Russisch en in Berlijn deed je op je twintigste een cursus voor taalleraren, waarbij je afstudeerde met een diploma voor Engels en Frans.

Je kreeg een relatie met de Duitse legerofficier Karl Jodel en je raakte zwanger van hem. Je ouders voelden zich beschaamd en ze dwongen je tot een abortus en het scheiden van Karl. Dit was zeer traumatisch voor jou en tevens de bron van je poëtische oeuvre, de aandrijfkracht. Je dichtte veel over kinderloze en alleenstaande vrouwen. Het was dan ook vreselijk wat jouw ouders hadden gedaan, want ze hadden je je moederschap ontnomen en in feite hun kleinkind de kans om te leven ontzegd. Een wonder dat je nog bij zinnen kon blijven en poëtische zinnen kon produceren. Na dit abortus-drama deed je een poging tot zelfdoding.

Op je tweeëntwintigste verscheen je dichtbundeldebuut 'Gedichte' onder je pseudoniem Gertrud Kolmar. Kolmar is de Duitse naam voor de Poolse stad Chodziez, waar je familie oorspronkelijk vandaan kwam. Deze eersteling verscheen bij de joodse uitgever Egon Fleischel.

De laatste twee jaar van de eerste wereldoorlog was je in functie als tolk en censureerde je de post van de krijgsgevangenen in het oorlogskamp te Döberitz.
Na de oorlog was je gouvernante bij meerdere gezinnen in Berlijn. In Hamburg gaf je een tijd liefdevol les aan gehandicapten. Je maakte een studiereis naar Parijs en Dijon, waar je verder studeerde voor tolk en de hoogste graad behaalde.
Op je drieëndertigste was je terug bij je ouders, waar je het huishouden deed, omdat je moeder kanker had. Twee jaar later overleed je moeder en werd jij de secretaresse van je vader.
Je gedichten verschenen in tijdschriften en bloemlezingen. Je schreef over je ervaringen van isolatie, eenzaamheid en vervreemding als een joodse vrouw, terwijl het antisemitisme zich als een giftige inktvlek uitbreidde.
In 1930 schreef je de roman 'Die jüdische Mutter', over verkrachting en zelfdoding.
In 1934 verscheen de dichtbundel 'Preussische Wappen' bij uitgeverij 'Rabenpresse' van Victor Otto Stomps.
In 1938 verscheen de dichtbundel 'Die Frau und die Tiere', gepubliceerd door de Jüdische Buchverlag Erwin Loewe. In november 1938 werd na de Kristallnacht de restpartij vernietigd.
In die barre tijden van walgelijke Jodenvervolging werd je vader gedwongen om zijn huis in Finkenkrug te verkopen. Dat huis associeerde je met het verloren paradijs. Je was van plan om als gouvernante naar Engeland te gaan. Je zus Hilde zat al in Zwitserland. Je dacht erover om net als je oom Fritz naar Palestina te gaan en je leerde Hebreeuws praten en schrijven. Je kreeg helaas geen bewijs van werkgelegenheid, wat moest om een visum te bemachtigen. Hoe zotte, ambtelijke systemen dodelijk kunnen uitwerken.

Op 26 september 1940 pleegde je neef Walter Benjamin in Portbou zelfdoding door een dosis morfine-tabletten te slikken. Hij had ooit gedichten van je gepubliceerd. Hij was filosoof en literatuur- en maatschappijcriticus. Hij wilde via Spanje naar Amerika vluchten, maar de Spaanse politie zou hem naar Frankrijk terugsturen, waardoor hij Amerika wel kon vergeten. Hij wilde uit handen van de nazi's blijven.

Je vader en jij kwamen in een flat in de Berlijnse voorstad Schöneberg terecht. Een getto voor joden. Je was er diep ongelukkig, maar je kon tenminste nog je tachtigjarige vader verzorgen.
Vanaf juli 1941 werd je gedwongen om in de Duitse wapenindustrie mee te werken. Je walgde van elke handeling, die je daar moest doen. Ondertussen krabbelde je stiekem ingegeven dichtregels op een rommelig papiertje. In september 1942 werd je vader naar Theresienstadt gedeporteerd, waar hij in februari 1943 overleed. Op 27 februari 1943 was er een inval door SS-ers in jouw wapenfabriek en werd je gearresteerd.

Op 2 maart 1943 werd je naar Auschwitz gedeporteerd, waar je niet lang na aankomst bent vergast in een zogenaamde douche-kamer. Je dacht aan je vermoorde, ongeboren kind, wat ook zo wreed was. Je dacht ook aan je 450 gedichten, de drie toneelstukken, de twee korte verhalen en je roman. Je dacht aan je al dan niet verborgen verzet in woorden. Aan de heldhaftige levenskracht daarin. Cyclon-B kon daar niet tegenop. Je sperde nog één keer je prachtige, krachtige, heldere, superintelligente, liefdevolle ogen wijd open...

Je werd achtenveertig jaar.

Jacob Picard noemde jou één van de belangrijkste dichteressen uit de gehele Duitse literatuur en de grootste, lyrische dichteres van joodse afkomst, die ooit heeft geleefd. Je poëzie is te vergelijken met de Franse symbolisten en het is modernistisch, visionair en mystiek.
Bij de Hans Ahornallee 37 in Charlottenburg is een gedenkplaquette voor jou geplaatst en er is een straat naar jou vernoemd, die dwars door Hitlers voormalige, vervloekte, satanische, inhumane rijk loopt.
De kunstenaar Gunter Demnig plaatste een Stolperstein voor jou aan de Münchenerstrasse 18-a in Berlijn-Schöneberg. Naast een Stolperstein voor je vader.

Schrijver: Joanan Rutgers, 16 april 2013


Geplaatst in de categorie: idool

4.5 met 4 stemmen 531



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Petra Hermans
Datum:
6 juni 2013
Email:
worldpoet546live.nl
Ik zit hierbij verschrikkelijk te huilen, Joanan.
Gertrud Käthe Chodziesner werd niet enkel 48 jaar,
maar zal zijn, blijven en blijven bestaan!
Dankjewel.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)