De koningin van de Friese lyriek
(voor Hendrika Akke van Dorssen (1887 - 1979))
Je bent geboren op 27 september 1887 in het waterrijke Grouw. Jouw vader was de winkelier Gijsbertus van Dorssen. Jouw moeder was Janke Tijmstra. Jouw tante was Akke van Dorssen, naar wie je ook vernoemd bent. Je had twee oudere broers en jullie waren doopsgezind. Na de lagere school in Grouw ging je naar de meisjes-HBS in Leeuwarden. Vervolgens studeerde je aan de kweekschool voor onderwijzeres, maar je hebt nooit voor de klas gestaan, want je kreeg tuberculose, waar je lange tijd aan geleden hebt.
In 1909 ging je naar het Herstellingsoord voor Longlijders in Putten, waar je de twee jaar oudere, uit Amersfoort afkomstige dichter J. Philip van Goethem ontmoette, door wie jij in het Nederlands ging dichten. Hij stimuleerde jou om vier gedichten naar het culturele tijdschrift 'Nederland' te sturen. Die zijn in 1910-1911 verschenen. 'Nederland' was opgericht in 1849. Van 1939 tot 1944 was dit tijdschrift openlijk nationaalsocialistisch. Het tijdschrift schaarde zich achter de fascistische politicus Arnold Meijer en vanaf 1942 achter de Nederlandse SS.
Je hebt nog enkele jaren met Philip gecorrespondeerd. In 1910 verscheen zijn eerste en enigste dichtbundel. Jij schreef zinnelijke gedichten in de stijl van de Tachtigers. Philip schreef ook in die stijl. Jij vertaalde zes gedichten van hem in het Fries; 'Vertrouwen', 'Nieuwe liefde', 'Weerzien', 'Liefdes onvolmaaktheden', 'Ad finem' en 'Wat bleef'. Philip is in 1915 door tuberculose overleden. Hij werd 27 of 28 jaar.
In het Nederlands Sanatorium in Davos ontdekte je via jouw Friese medepatiënten de Friestalige poëzie van o.a. Obe Postma en Pieter Jelles Troelstra. Jij ging ook in het Fries dichten. De dichter/schrijver Jan Jelles Hof (1872 - 1958) stimuleerde jou om gedichten naar Onno Harmens Sytstra (1858 - 1939) te sturen. Jan was journalist van het 'Nieuwsblad Friesland' en hoofdredacteur van het 'Leeuwarder Nieuwsblad'. Hij had een schrijfstrijd met Douwe Kalma. Onno was een redacteur van 'Forjit My Net', het tijdschrift van het Selskip foar Fryske Taal- en Skriftekennisse. Samen met de redacteur/taalkundige/bibliothecaris Gerben Colmjon, die in 1884 overleed, en de redacteur/schrijver/notaris Sjirk Linses van der Burg.
Zodoende debuteerde je in 1913 in 'Forjit My Net' onder het pseudoniem Rixt, wat de voornaam van een overgrootmoeder was én de naam van een Amelandse heks volgens een Friese ballade uit 1889 van P.J. Braaksma. Na twee keer in Davos te zijn geweest, kon je gemeente-administratie gaan studeren. Jouw nieuwe en frisse poëzie trok de aandacht van de dichter Douwe Kalma, die in 1917 jouw poëzie in zijn bloemlezing 'It sjongende Fryslân' plaatste. Naast werk van Simke Kloosterman. Zijn 'Jongfryske Mienskip' verzette zich net als de Tachtigers tegen de oubollige domineespoëzie. Douwe had ook kritiek op de schrijver Waling Dykstra (1821 - 1914), die hij een gebrek aan diepgang verweet. Waling was vanaf 1861 boekhandelaar in Holwerd, waar een bronzen borstbeeld van hem staat, gemaakt door de in Oranjewoud geboren Chris Fokma. Verder moet gezegd worden, dat Waling veel kritiek van de calvinisten kreeg, omdat hij spotte met de christelijke huichelarij en schijnheiligheid van met name de predikanten.
Na het behalen van jouw akte werkte je van 1917 tot 1919 bij de gemeentesecretarie van Sneek. Daarna werkte je bij de gemeente Deventer, waar je het tot waarnemend gemeentesecretaresse en hoofdcommies schopte. Douwe Kalma was vol lof over jouw werk, vooral over jouw persoonlijke liefdespoëzie, waardoor jouw werk ook in zijn bloemlezing 'De nije moarn' uit 1922 verscheen. Bij zijn latere groot-Germaanse en nationaalsocialistische sympathieën haakte jij af. In 1929 maakte jouw vriend, de literatuurhistoricus Giacomo Prampolini, een Italiaanse vertaling van jouw gedicht 'Ik sil foar dy sjonge'. In 1935 is jouw vader overleden.
Na de oorlog woonde jij in de Boedekerstraat in het centrum van Deventer. Jouw moeder woonde nog enkele jaren bij jou in huis, totdat zij in 1949 overleed en jij met vervroegd pensioen ging. In 1953 verschenen jouw verzamelde gedichten in het boekwerk 'De gouden rider'. In 1953 ontving jij daar de Gysbert Japicxprijs voor Friese letterkunde van de Provincie Friesland voor. Al waren er wel protesten van sommige preutse zwartkijkers, die jouw vroege, erotische gedichten onzedig vonden. In 1979 publiceerde je nog drie Oantinkens (herinneringen) in een bijlage van het maandblad 'De Strikel'. Je werd de 'grande dame fan de Fryske poëzy' genoemd.
Op 31 januari 1979 overleed jij in de verzorgingsflat Huize Salland in het dorp Colmschate. Colmschate is nu een stadsdeel van Deventer.
Je werd 91 jaar en je bent in Goutum gecremeerd. Op de begraafplaats van Grouw staat een gedenksteen voor jou.
Geplaatst in de categorie: idool