Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Dubbel gevangen, innerlijk verwoest en zonder uitweg

(voor Dino Campana (1885 - 1932))

Je bent geboren als Dino Carlo Giuseppe Campana op 20 augustus 1885 in Marradi. Jouw vader Giovanni Campana was de hoofdmeester van een basisschool en een jurist. Hij had een zwak en neurotisch karakter. Jouw moeder Fanny Luti kwam uit een rijke familie. Ze was excentriek en dwangmatig en ze had psychische aandoeningen. Ze dwaalde vaak over de heuvels, terwijl ze haar moedertaken vergat. Jouw jongere broer Manlio (1888) kreeg alle aandacht van haar. Ze was overdreven gehecht aan hem. Jij moest vechten om iets van haar aandacht. Op jouw vijftiende werden jouw zenuwstoornissen zichtbaar en ging je naar een inrichting. Toch voltooide je jouw schoolstudie. Na de basisschool ging je tot de vijfde klas van het gymnasium in Salesiana di Faenza. Daarna ging je naar het Lyceum aan de Liceo Torricelli in Faenza en in Carmagnola, waar de herbouwde Abbazia di Casanova en de Santa Maria della Neve staan.

In juli 1903 behaalde je jouw diploma. Terug in Marradi werden jouw zenuwstoornissen erger en had je grote stemmingswisselingen. De band met jouw moeder was het moeilijkste en je werd depressief van de eentonige winteravonden in Marradi. Je ontsnapte naar Gerbarola, waar je met de inwoners van geroosterde marrioni-kastanjes genoot. Hier leek je wat van op te knappen. Op jouw achttiende studeerde je scheikunde aan de Universiteit van Bologna. In 1905 werd je door het leger geweigerd en ging je in Florence farmaceutische chemie studeren. Na enkele maanden ging je naar Bologna terug, waar je jouw eerste gedichten schreef. Je hebt jouw universitaire studie niet afgemaakt. Je ambieerde het leven van een vagebond en je reisde naar het buitenland, terwijl je vol vuur over de poëzie en de filosofie sprak. Je had diverse baantjes, o.a. als brandweerman, politieman en musicus.

Eenmaal terug ben je op jouw 21-ste door de politie in een krankzinnigengesticht geplaatst. Van mei tot juli 1906 reisde je naar Zwitserland en Frankrijk. Je werd in Bardonecchia gearresteerd en in een inrichting in Imola gestopt. In 1907 werd je door jouw ouders naar een Italiaans gezin in Latijns-Amerika gestuurd, want ze wisten niet met jouw waanzin om te gaan en jouw moeder dacht dat jij de Antichrist was. Vanuit hun radeloosheid hoopten ze op een wonder in het verre Argentinië. Ze regelden jouw paspoort, dat alleen voor de heenreis geldig was. In de herfst van 1907 reisde jij van Genua naar Argentinië. In het voorjaar van 1909 ben je naar Italië teruggekeerd. In Marradi werd je gearresteerd. Je verbleef een korte tijd in de abdij San Salvi in Florence, waar je in de refter de fresco 'Ultima Cena' van Andrea del Sarto bewonderde.

Begin 1910 werd je in Brussel gearresteerd en ben je in een herstellingsoord in Doornik terecht gekomen. Je kreeg hulp van jouw familie en je keerde naar Marradi terug, waar je in een rustige periode weer wat ging studeren. Tussen 1906 en 1913 had je poëzie geschreven en in 1913 ging je met een manuscript naar Florence om een publicatie te regelen. Je ontmoette Giovanni Papini en de dichter/schrijver/beeldhouwer/schilder Ardengo Soffici, bij wie jij jouw manuscript achterliet. Het manuscript raakte kwijt en het werd pas na het overlijden van Soffici in 1971 in het huis van Poggio a Caiano gevonden. Het lag tussen de papieren van Soffici. Papini en Soffici wisten niet waar jouw enige manuscript was en jij wilde ze graag met een dolk te lijf gaan, maar je had een beter idee, want jij begon het manuscript vanuit jouw geheugen te herschrijven. Dit lukte jou en je verdubbelde het originele werk.

In 1914 liet jij op eigen kosten jouw dichtbundel 'Canti Orfici' uitgeven. De oplage was 500 exemplaren, waarvan de helft in bezit van de drukker bleven. 44 exemplaren werden per abonnement verkocht. De rest probeerde jij in de cafés te Florence te verkopen, wat amper lukte. De bundel gaat over jouw reis van Genua naar Argentinië en terug, maar vooral over jouw spirituele en mystieke, innerlijke reis. In 1915 reisde jij naar Domodossola en in 1916 zocht jij tevergeefs naar werk. Je schreef met de literair criticus Emilio Cecchi en je leverde bijna een duel met de journalist Athos Gastone Banti, die min over jou schreef. Je had een korte en heftig-destructieve relatie met Sibilla Aleramo. In Firenzuola herstelde je van een gedeeltelijke verlamming aan de rechterkant.

Je bent met de eveneens onrustige en veelal zwervende dichter Jean-Nicolas Arthur Rimbaud vergeleken, die aan een andere vorm van schizofrenie leed, namelijk paranoïde schizofrenie, maar die eveneens diverse keren in het buitenland werd gearresteerd vanwege dakloosheid en landloperij en in zijn geval naar Frankrijk werd teruggestuurd. De sterk versterkte en versnelde afbraak en vernietiging van de persoonlijkheid is duidelijk overeenkomstig, maar waar Rimbaud toch zijn houvast en redelijke levensinvulling in zijn buitenlandse werkzaamheden vond, moest jij, vooral vanwege jouw psychiatrische stigma, tenslotte definitief afhaken, of beter gezegd, hebben ze jou doen afhaken. Paul Verlaine heeft jou vergeten te noemen als een poète maudit, maar je was er wel degelijk één. Rimbaud had net even wat sterkere weerstand, waardoor hij in de ruwe buitenwereld staande kon blijven, zij het met vergelijkbaar vele desastreuze botsingen, maar die wist hij op zijn geniale wijze recht te breien. Overigens hebben de schizofreniepatronen van Rimbaud al eerder tot de totale ineenstorting geleid, omdat het bij hem ook nog eens met een fatale vorm van botkanker gepaard ging.

In 1918 ging je naar een psychiatrisch ziekenhuis in de Villa di Castelpulci in Scandicci. De broers Luca, Luigi en Bernardo Pulci waren dichters en zij woonden daar in de vijftiende eeuw. Jouw psychiater Carlo Pariani bevestigde jouw diagnose 'ongeorganiseerde schizofrenie', een onleefbare en extreem erge vorm van schizofrenie. Op 1 maart 1932 probeerde jij uit de inrichting te ontsnappen, waarbij je een prikkeldraadverwonding in jouw scrotumgebied op liep, die schijnbaar tot sepsis leidde. In feite was deze wanhoopsdaad een regelrechte, verkapt gemaakte, onweerstaanbare, psychotische daad van zelfdoding. Deze suïcidale uitbraakpoging werd jou fataal en je overleed dezelfde dag. Je werd 46 jaar en je bent in het kerkhof van San Colombano bij de benedictijner abdij Badia a Settimo in Scandicci begraven. In 1946 zijn jouw overblijfselen herbegraven in de kerk van Santi Salvatore Badia a Settimo.

Schrijver: Joanan Rutgers, 25 november 2019


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 38



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)