Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Een getormenteerde en onrustige psyche verlost

(voor Danielle Collobert (1940 - 1978))

Je bent geboren op 23 juli 1940 in de regenachtige plaats Rostrenen, Bretagne, waar de 13de-eeuwse Notre-Dame-du-Roncier kerk staat, een grijze griezelkerk. Jouw ouders waren communisten. Jouw moeder was een lerares, die verplicht was om in een ander dorp te wonen. Daardoor groeide jij bij jouw grootouders op. Jouw vader ging in 1942 bij het Franse verzetsleger. Jouw moeder en jouw tante zaten ook in het Franse verzet. Zodra jouw moeder en jouw tante dat konden doen, keerden ze naar huis terug. Op 9 augustus 1943 werd jouw tante door de Gestapo gearresteerd en naar het concentratiekamp Ravensbrück gedeporteerd. Na de bevrijding ontmoette jij jouw vader ook weer. Jouw tante overleefde de nazi's en zij keerde in haar eentje huiswaarts. In 1945 ging jij met jouw ouders in Parijs wonen.

In 1961 was jij klaar met jouw universitaire studies en ging je in de Galerie Hautefeuille in Parijs werken. Maar je was vooral schrijfster, dichteres en journaliste. Je schreef 'Totem' en veel andere teksten. In april 1961 debuteerde jij met de dichtbundel 'Chants des guerres' bij Éditions P.-J. Oswald van de uitgever Pierre-Jean Oswald. Je deed dit op eigen kosten. Het waren twintig gedichten. Een paar jaar later vernietigde jij alle eerste uitgaven hiervan. Jouw manuscript 'Meurtre' was door Les Éditions de Minuit afgewezen. Die uitgeverij was in 1941 opgericht door de schrijvers Jean Bruller en Pierre de Lescure. De schrijver/redacteur Raymond Queneau nam het voor jou op en zo belandde het bij uitgeverij Gallimard. Raymond werkte daar als algemeen secretaris en directeur van l'Encyclopédie de la Pléiade. Hij was in 1928 met Janine Kahn getrouwd, de schoonzus van André Breton, die van 1921 tot 1931 met Janine's zus Simone Kahn was getrouwd. In 1964 verscheen 'Meurtre' bij Gallimard.

Jij was actief in het Front de libération nationale (FLN) van Algerije en je deed mee met missies in Algerije. Van mei tot augustus 1962 verbleef je in Italië, omdat je vanwege jouw politieke activiteiten gedwongen werd om Frankrijk te verlaten. Je verbleef in Rome en Venetië. Daarna ging je naar Algerije terug en werkte je met het Algerijnse tijdschrift 'Révolution Africaine' samen, totdat Ahmed Ben Bella op 13 september 1963 de eerste president van Algerije werd en het tijdschrift niet meer verscheen. Jouw tweede manuscript voor Gallimard 'Parler seul (Dire I) werd geweigerd. In mei 1968 werd je lid van de Schrijversbond. Je was in Tsjecho-Slowakije, waar je de Praagse Lente meemaakte en van 1970 tot 1976 reisde je bijna voortdurend. Jouw reizen beïnvloedden jouw latere schrijfwerken.

Je was een experimentele schrijfster en je schreef jouw prozagedichten in een pessimistische, gespannen en grimmige staccatostijl, die wist te beklijven. In jouw werk toon je een obsessie met de dood als de bestemming van de mensheid, de dubbelzinnigheid van gender, reizen, schizofrenie en waanzin. Hoogstwaarschijnlijk leed jij aan een vorm van schizofrenie en wist je dat. In 1972 reisde je naar Indonesië, Bali en Borneo. In die tijd schreef je 'Dire II'. Je werkte mee aan het radiostuk 'Bataille' en het vertalen van een Italiaanse roman. Je ontmoette de filosoof/schrijver van fictie en prozagedichten Jean-Pierre Faye (19 juli 1925, Parijs), die in 1964 de Prix Renaudot voor zijn roman 'L 'Écluse' had gewonnen. Via hem verscheen in 1972 'Dire I-II' bij Seghers-Laffont.

In 1973 werd jouw radiospel 'Polyphonie' uitgezonden. Je reisde naar Italië, Zuid-Amerika, Mexico, Amerika en Griekenland. Je werkte mee aan het radiospel 'Discours' en je ging weer naar Amerika. Je ging ook naar Kreta, Formentera, opnieuw Italië en Egypte. In oktober 1976 verscheen 'Il donc' en je ging opnieuw naar Egypte, naar Afrika, naar New York en weer naar Kreta. In 1978 vroeg je aan jouw vriend, de kunstschilder/schrijver Uccio Esposito-Torrigiani (1932, Italië), om jouw laatste schrijfwerk 'Survie' naar het Italiaans en Engels te vertalen. Je wilde dit zo snel mogelijk gepubliceerd hebben. Uccio werkte met jou samen en hij woont nu op Kreta. 'Survie' (Overleven) verscheen eind april 1978 bij Éditions Orange Export LTd.

Half juli 1978 kwam je vanaf New York naar Parijs terug. Op 23 juli 1978 pleegde jij zelfdoding in een hotel aan de Rue Dauphine (Saint-Germain-des-Prés) in Parijs. Dat was waarschijnlijk in Hotel Dauphine Saint-Germain op nummer 36 of in Hôtel Le Regent Paris op nummer 61. Het was op de dag van jouw 38-ste verjaardag. Je hebt jezelf verlost van de pijnlijke woordenhel. De woorden die jou weliswaar deden overleven, staken ook met vlijmscherpe zwaarden door jouw geest en ziel.

Schrijver: Joanan Rutgers, 30 januari 2020


Geplaatst in de categorie: idool

4.5 met 2 stemmen 53



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)