Een diepgekwetste en ruw afgewezen kasteelvrouw
(voor Annette von Droste-Hülshoff (1797 - 1848))
Je bent geboren als Anna Elisabeth Franziska Adolphine Wilhelmine Louise Maria von Droste zu Hülshoff op 10 januari 1797 in Münster, op Schloss Hülshoff tussen Münster en Havixbeck. Jouw familie behoort tot de oudste, rooms-katholieke aristocratie van Westfalen. Jouw vader was Clemens August von Droste zu Hülshoff (1760 - 1826). Hij was een geleerde met interesse in de oude geschiedenis en talen, ornithologie, plantkunde, muziek en het paranormale. Jouw moeder was de aristocratische Therese Luise von Haxthausen. Jouw oudere zus was Maria Anna en jouw jongere broers waren Werner Konstantin en Ferdinand (1800 - 1829). Jij werd een maand te vroeg geboren, maar de verpleegster redde jou. Je had jouw hele leven gezondheidsproblemen, zoals migraine en oogproblemen.
Jouw opa Werner Adolf von Haxthausen bouwde Schloss Bökerhof in Bökendorf, waar zijn zonen Werner en Augustus een intellectuele vriendenkring vormden met o.a. Wilhelm en Jacob Grimm, de schrijver Clemens Brentano, de dichter/filosoof Friedrich Schlegel, getrouwd met de schrijfster Brendel Mendelssohn, de schrijfster Adele Schopenhauer, bevriend met barones Ottilie von Goethe, de schoondochter van Johann Wolfgang, en de schrijfster Johanna Schopenhauer, de moeder van Arthur. De tweede vrouw van Brentano was Auguste Bussmann, een halfzus van Marie d'Agoult, de vrouw van Franz Liszt. Brentano was de secretaris van de heilige Anne Catherine Emmerich.
Jouw privé-leraren gaven jou les in oude talen, Frans, de natuurlijke geschiedenis, wiskunde en muziek. Jij had net als jouw vader een groot muzikaal talent. Tussen 1804 en 1814 schreef jij 50 bewaard gebleven gedichten. Jij ging vaak naar Schloss Bökerhof, waar jij Wilhelm Grimm volksverhalen uit Westfalen gaf. In 1812 ontmoette jij de schrijver/advocaat Anton Matthias Sprickmann, die jouw literaire talent herkende. Hij had een theater in Münster en hij kende o.a. de dichter Matthias Claudius en zijn vriend, de dichter Friedrich Gottlieb Klopstock. Jij vertrouwde Sprickmann en jij liet hem o.a. jouw onvoltooide tragedie 'Berta oder die Alpen', het verhaal in versvorm 'Walter' en de onvoltooide roman 'Ledwina' lezen. In 1818 begon jij aan jouw religieuze dichtbundel 'Das geistliche Jahr', wat in 1851 postuum is gepubliceerd. In 1819-1820 verbleef jij een jaar in Schloss Bökerhof en je ging om gezondheidsredenen naar Bad Driburg.
Jij kreeg een liefdesrelatie met Heinrich Straube, een Lutherse rechtenstudent aan de Georg-August-Universität Göttingen met literaire interesses en een vriend van jouw stiefoom August von Haxthausen. Jouw vier jaar jongere stieftante Anna keurde de relatie af, omdat ze Heinrich te gewoon vond. Anna bedacht een list en zij stuurde de Lutherse aristocraat August von Arnswaldt op jou af om jou te versieren. Jij gaf hem enkele tekenen van verliefdheid, waar hij meteen mee aan de haal ging en het aan Heinrich vertelde. Vervolgens schreven Heinrich en August jou een brief, waarin zij alle contact met jou hebben verbroken. Je hebt hen nooit weergezien. Het valse brein achter deze minne actie, Anna, trouwde als weduwe nota bene met August. Heinrich trouwde in 1824 en hij overleed in 1847. Hij had al die jaren een haarlok van jou bewaard. Jouw reputatie was ernstig beschadigd en je ging 18 jaar niet meer naar Schloss Bökerhof. De schilder/etser Ludwig Emil Grimm maakte een karikatuur over het uitgelokte liefdesschandaal.
Na het overlijden van jouw vader in 1826 verhuisde jij met jouw moeder en jouw zus naar het kleine landhuis 'Rüschhaus' nabij Hülshoff, waar je een saai bestaan leidde. In 1834 trouwde Maria Anna met de antiquaar baron Joseph von Lassberg, een expert in de Duitse literatuur. Vanaf 1838 woonden Joseph en Maria in Schloss Meersburg aan de Bodensee, waarvan de centrale toren in de 7-de eeuw is gebouwd. De Merovingische koning Dagobert I bouwde het kasteel in 630. Joseph had ruim 120.000 boeken, o.a. de codex van het Nibelungenlied, één van de twee oudst bekende kopieën uit de 13-de eeuw. Joseph was bevriend met de dichter Ludwig Uhland, de filoloog/criticus Karl Lachmann en de schrijver/uitgever Gustav Schwab. Joseph en Maria kregen een tweeling, Hildegard en Hildegunde. In de zomer van 1835 ging jij met jouw moeder naar Joseph's Schloss Eppishausen in de Zwitserse Alpen, waar je inspiratie vergaarde. In 1838 verscheen jouw dichtbundeldebuut 'Gedichte' bij de uitgever Aschendorff in Münster. Van de 500 exemplaren werden er maar 74 verkocht. Jouw familie vond dat een vernederende mislukking.
Vanaf 1838 bezocht jij in Münster de literaire salon van Elise Rüdiger, waar jij de ruim 16 jaar jongere dichter Levin Schücking ontmoette, met wie jij dik bevriend raakte. Je was vanaf 1813 ook bevriend met zijn moeder, de dichteres Katharina Sibylla Schücking-Busch, die in 1831 overleed en 40 jaar werd. Jouw vriend Levin stimuleerde jou en in 1842 verscheen jouw novelle 'Die Judenbuche'. In de herfst en winter van 1841-1842 waren Levin en jij in Schloss Meersburg, waar Levin de boekenverzameling catalogiseerde. Levin zorgde ervoor, dat jij meer gedichten ging schrijven en jij stimuleerde ook zijn geest en creativiteit. In april 1842 verliet Levin Schloss Meersburg en jij ging naar het 'Rüschhaus' terug. Zonder Levin schreef je weinig gedichten, maar in 1844 verscheen de bundel 'Gedichte' bij de uitgever Cotta, wat een groot succes was. Je werd ineens als de grootste Duitse schrijfster van de 19-de eeuw gezien.
Op 7 oktober 1843 trouwde Levin met de schrijfster Louise von Gall, met wie hij vijf kinderen kreeg; Lothar, Gerhardine, Theophanie, Adrian en Adolfine. Louise was bevriend met Ida Melos en haar man, de dichter Ferdinand Freiligrath, die met de dichter Henry Wadsworth Longfellow bevriend was. In mei 1844 bezochten Louise en Levin jou in Schloss Meersburg, waar ze een maand bleven. Louise en jij lagen elkaar niet en jij publiceerde het afscheidsgedicht 'Lebt wohl' voor Levin. In Levin's roman 'Die Ritterbürtigen' rekende hij met de Westfaalse aristocratie af en gebruikte hij persoonlijke ontboezemingen van jou. In zijn roman 'Eine dunkle Tat' omschreef hij jou als 'moederlijk en bezitterig, iemand die zijn romanheld (hij dus) als een vervangend kind behandelt'. Door deze heftige, ondankbare en kille publicaties en jouw afkeer van zijn radicale, politieke opvattingen als fervent aanhanger van Junges Deutschland maakte jij de breuk met hem definitief.
Vanaf 1841 woonde jij vooral in Schloss Meersburg. In november 1843 kocht je het 'Fürstenhäusle' in Meersburg. Vanaf 1846 woonde je permanent in Schloss Meersburg. Jij overleed op 24 mei 1848 in Schloss Meersburg, waar jouw sterfbed nog steeds staat. De oorzaak van overlijden was een ernstige longontsteking en tuberculose. Jij werd 51 jaar en jij bent in de begraafplaats van Meersburg begraven, naast jouw vriendin Amalie Hassenpflug. Bij de ingang van Schloss Meersburg staat een uiterst eervolle, bronzen buste van jou, gemaakt in 1898 door Emil Stadelhofer.
27 december 2020
Geplaatst in de categorie: idool