Door jou startte Paul Verlaine zijn publicaties
(voor Louis-Xavier de Ricard (1843 - 1911))
Je bent geboren op 25 januari 1843 in Fontenay-sous-Bois. Jouw vader was markies Joseph-Barthélemy de Ricard, generaal en persoonlijke adjudant van Jéréme Bonaparte, de jongste broer van Napoleon. In 1862 verscheen jouw dichtbundeldebuut 'Les Chants de l'aube' bij Auguste Poulet-Malassis, een vriend van Charles Baudelaire en op 21 juni 1857 de uitgever van 'Les Fleurs du mal'. In maart 1863 begon je met het tijdschrift 'La Revue du progrès', met bijdragen van Paul Verlaine (o.a. zijn eerste gedicht) en de journalist Charles Longuet, die in 1872 met de liefdevolle lerares Jenny Caroline Marx trouwde. Zij kregen samen zes kinderen. Jenny overleed op haar 38-ste door blaaskanker.
Na een jaar moest je met het tijdschrift stoppen, na een juridisch gevecht met de priester/theoloog Felix Dupanloup, die zich aan het atheïstische karakter en de minachting voor de openbare zeden ergerde. Jij zat drie maanden in de Sainte-Pélagie gevangenis aan de Rue du Well-de-l'Ermite. Charles Longuet zat er in 1864-1865. Dus in dezelfde tijd. Na jouw vrijlating kwamen veel van jouw trouwe vrienden op 10, Boulevard des Batignolles bijeen, waar jouw moeder woonde. Er kwamen o.a. Paul Verlaine, Anatole France, Sully Prudhomme, Auguste de Villiers del'Isle-Adam, François Coppée en Raoul Rigault, die op 24 mei 1871 door een sergeant uit Versailles werd vermoord. Hij werd 25 jaar. In maart 1866 werd jij samen met Catulle Mendès redacteur van de dichtbundel 'Le Parnasse contemporain', waar drie delen van verschenen, met het werk van 99 dichters. Jij publiceerde 13 gedichten. Verlaine schreef het gedicht 'Les Vaincus' voor jou, na het overlijden van jouw vader, die op 12 april 1867 overleed. Verlaine vond jou aardig.
De salon van jouw moeder stopte en de salonnière/dichteres Nina de Callias nam de taken over. Zij woonde op 17, rue Chaptal, waar de Belgische violist Henri Vieuxtemps ook woonde, getrouwd met de Weense pianiste Josephine Eder, die in 1868 door de cholera overleed. Zij werd 53 jaar. Henri en Josephine kregen twee kinderen, Julie en Maximilian. In 1870 verscheen jouw 'Le Patriote Français', waardoor jij een tijd naar Zwitserland vluchtte. Terug in Parijs zat jij in het 69-ste bataljon van de Nationale Garde en in het bataljon van de Mobiles de la Seine. In het blad van de Commune verscheen jouw artikel 'A Popular Revolution'. Na de verloren strijd vluchtte je weer naar Zwitserland. Toen de kust veilig was, begon je in Parijs het literaire weekblad 'La Renaissance'. Op 16 augustus 1873 trouwde jij in Autouillet met jouw jeugdvriendin, de Schots-Vlaamse dichteres/vertaalster Lydia Wilson, geboren op 9 april 1850 in Parijs. Zij bezocht vroeger de salon van jouw moeder.
Jullie woonden in Castelnau-le-Lez en in Montpellier. Lydia schreef ook in de Occitaanse taal. Ze was ingewijd door Auguste Fourès en Alphonse Roque-Ferrier. Haar zus Jeanne was een schilderes. Jij schreef voor veel republikeinse kranten en jij ontmoette de leden van de Félibrige, die de Occitaanse taal, identiteit en cultuur beschermen en bevorderen. Samen met Lydia en de dichter Auguste Fourès begon je de Republikeinse Félibrige. Je publiceerde het tijdschrift 'L'Alliance Latin' en samen met de politicus Antide Boyer en de medisch student Ernest Ferroul 'La Commune libre'. De schrijvers Frédéric Mistral en Joseph Roumanille vond je te reactionair georiënteerd binnen de Félibrige, al was Frédéric wel een vriend van jou. In november 1877 overleed Jeanne Wilson in Montpellier door tuberculose. Op 11 februari 1878 overleed Auguste Poulet-Malassis op 59, rue de Grenelle. Hij werd 52 jaar. In september 1880 overleed Lydia in Parijs door tuberculose. Zij werd 30 jaar en zij is begraven in de begraafplaats Saint-Lazare in Montpellier, bij Jeanne.
Jij ging naar Buenos Aires, waar je de hoofdredacteur van 'L'Union Français' werd. Je hertrouwde daar met Louise Kirchner en je bestuurde diverse kranten, zoals de 'Rio Paraguay'. In 1885 was je weer in Montpellier en stichtte je de socialistische krant 'Le Languedoc' en regisseerde je 'La Dépêche du Midi', waar je na een jaar op Java de directeur van werd. In 1891 verscheen 'Aan de oevers van de Lez' bij Alphonse Lemerre, de door jou verzamelde, vertaalde gedichten van Lydia. In 1896 werd jullie zoon Marcel geboren en in 1897 ging jij naar Parijs voor nog meer journalistiek werk. In 1906 keerde jij om gezondheidsredenen naar Zuid-Frankrijk terug. Jij overleed op 2 juli 1911 in het Hôpital de la Conception op 147, Baille Boulevard 13005 in Marseille. De ingang was aan de Rue Saint Pierre. In dit ziekenhuis was Arthur Rimbaud op 10 november 1891 overleden. Dat zul je geweten hebben. Zijn rechterbeen was door de dokters Nicolas en Pluyette geamputeerd, met als assistenten Edouard Beltrami en Louis Terras. Zij gaven hem morfine-injecties. Hij had het uitzicht op de centrale binnentuin met de platanen. Hij werd 37 jaar.
Jij werd 68 jaar. Jij bent in de Saint-Lazare begraafplaats in Montpellier begraven, waar in 1932 een cenotaaf werd geplaats, gemaakt door Marcel Bernard. In 1995 werden de overblijfselen van Lydia en Jeanne nabij jouw cenotaaf herbegraven.
20 april 2021
Geplaatst in de categorie: idool