De inspiratiebron van André Breton
(voor Léona Camille Ghislaine Delacourt (1902 - 1941))
Jij bent geboren op 23 mei 1902 in Saint-André-les-Lille. Alsof in die geboorteplaatsnaam al de naam van André Breton besloten lag. Jouw vader Eugène Delcourt was een typograaf voor een plaatselijke krant. Jouw Belgische moeder Mélanie was een arbeidster, die zich in Lille vestigde om aan de armoede te ontkomen. Jouw oma Delcourt had een succesvol textielverfbedrijf, waardoor jullie met haar hulp welgesteld konden leven. Jouw moeder was een actieve katholiek en jouw vader was artistiek ingesteld, wat hij zijn twee dochters probeerde mee te geven. Jij was de jongste dochter. Die esthetische sfeer van jouw vader zorgde voor een gevoel van innerlijke vrijheid bij jouw zus en jou. Maar jullie vader had wel last van onvoorspelbare woede-uitbarstingen, waarbij hij jullie sloeg. In mei 1919 ontmoette jij een Engelse officier, die nog steeds in Lille gemobiliseerd was. Jij werd zwanger van hem en op 20 januari 1920 ben jij zonder hem van een dochter bevallen. Jij wilde niet met de Engelsman trouwen om de eer te behouden. Jij accepteerde het voorstel van jouw ouders om in Parijs te gaan wonen, waar een oude industrieel jou zou beschermen. Jouw dochter Marthe bleef in Lille.
In 1923 betrok jij een klein appartement nabij de kerk van Notre-Dame-de-Lorette, niet ver van de Basilique du Sacré Coeur. Het was op 18, rue de Châteaudun. Op nummer 22 woonde de seriemoordenaar Henri Désiré Landru, een ex-sergeant en een veelvuldig gevangene wegens fraude en andere misdaden. Hij was getrouwd met Marie-Catherine Rémy, met wie hij vier kinderen kreeg. Voor de moord op 11 mensen, waarvan 10 vrouwen, kreeg hij de doodstraf door onthoofding op 25 februari 1922 in Versailles. Hij werd 52 jaar. Hij gebruikte ruim 90 schuilnamen en hij huurde diverse huizen. Via zijn huwelijksadvertenties kwam hij met 283 vrouwen in contact. Hij werd op 12 april 1919 door inspecteur Jules Belin gearresteerd. Hij noemde zichzelf toen Lucien Guillet en hij woonde op 76, rue de Rochechouart. Zijn moeder overleed in 1910 en zijn vader pleegde op 28 augustus 1912 zelfdoding in het Bois de Boulogne. Zijn eerste slachtoffers waren de 39-jarige, aantrekkelijke weduwe/wasvrouw Jeanne Cuchet en haar 17-jarige zoon André. In februari 1914 ontmoette hij de knappe Jeanne in de Jardin du Luxembourg. De andere slachtoffers waren: Thérèse Laborde-Line, Marie-Angélique Guillin, Berthe-Anna Héon, Anna Collomb, Andrée-Anne Babelay, Célestine Buisson, Louise-Joséphine Jaume, Anne-Marie Pascal en Marie-Thérèse Marchadier. Mogelijk was er nog een 11-de vrouwelijke slachtoffer.
Jij was misschien een verkoopster, werkneemster, figurant of danseres. Jij verkeerde in duistere kringen, waar jij tot de prostitutie en de drugshandel bent aangezet. Op 4 oktober 1926, toen jij André Breton op straat ontmoette, woonde jij in het Hôtel du Théâtre aan de Rue de Chéroy, tegenover de kunstenaarsingang van het Théâtre des Arts aan de Boulevard des Batignolles 78 bis. Die kunstenaarsingang is op 2, rue de Chéroy. Van 4 tot 13 oktober zag jij André elke dag. Na 13 oktober zag je hem ook vaak terug. Jij stuurde hem brieven en tekeningen. André was met Simone Rachel Kahn getrouwd en hij was niet verliefd op jou, alleen hevig gefascineerd door jou, waardoor hij 'Nadja' schreef, een autobiografisch verslag van zijn ontmoetingen met jou. Jij gaf jezelf de bijnaam 'Nadja'. In augustus 1927 was André in het Manoir d'Ango in Varengeville-sur-Mer, waar hij aan 'Nadja' begon te schrijven. Hij schreef het ook nabij Pourville-sur-Mer, waar Lise Anne-Marie Hirtz woonde, net als jij een muze van de surrealisten, genaamd de 'Dame met de handschoen', die als Lise Meyer in 'Nadja' verschijnt. Pierre Naville schreef over jou: 'Ze was echt een vreemde vrouw. Ze lijkt extreem op Gala Dali (dezelfde soort lelijkheid en schoonheid), fantastische ogen, die van vorm veranderen.'.
Op 27 december 1926 werd jij uit jouw hotel gezet en op 1 januari 1927 vond jij een kamer in Hotel Becquerel. Jij hoopte André terug te zien, al was jij wel verbitterd over wat was geweest en vond jij zijn versie in 'Nadja' maar schokkend slecht, angstig en oneerlijk. Je schreef: 'Ik heb ook jouw koude, zachte en harde blik, dat scherpe mes dat me zal verdedigen... zonder dat je het weet zit je achter me... mij beschermen, aanmoedigen, controleren... Oh monster, wat doe je met mijn leven!'. Jij las André's dichtbundel 'Clair de terre' uit 1923 en jij was wanhopig en verdrietig. Je schreef: 'Ik voel me verloren als je me in de steek laat, overal gaan de monden van wolven dreigend open, ik ben als een duif gewond door het lood dat zij in zich draagt.'. Jij wilde bij één van André's vrienden wonen, omdat jij arm was. Jij wilde de Nadja, die hij in jou zag en zoals jij was, weer voor hem zijn. Toch werd jij door wrok en woede bevangen en schreef jij zelfs: 'Wil jij me vermoorden? Ik weet dat je het kunt (ik wist alles wat ik zo hard probeerde te lezen in mijn stromen van tranen)'. Op symbolische wijze heeft André jou inderdaad uitgewist. Je schreef: 'Ik wil je absoluut weer zien, ik wil serieus met je praten. Je speelt graag wreedheid, het past veel bij je, ik verzeker je, maar ik ben geen speelgoed. Ik haat je spel en kliek, bovendien voel je niet langer en het is in anderen dat jij blijft oogsten.'. Jij zat ook in hem, maar hij durfde niet in jouw zadel te galopperen. Ondanks zijn surrealistische hoogvliegerij wist hij zijn eigen gekte te verdringen. Als een handige koorddanser balanceerde hij in de gektesferen van anderen of in de raakvlakken daarvan. Er in opgaan was te gevaarlijk voor hem. Hij was meer toeschouwer en poseur, dan 100% gepassioneerde.
Op 25 of 26 februari 1927 schoof jij een milde brief onder de deur van André's appartement. 'Dank je, André, ik heb alles ontvangen, ik voel me met je verbonden door iets heel krachtigs, misschien was deze beproeving noodzakelijkerwijs het begin van een hogere gebeurtenis. Ik wil mijn liefde voor jou niet breken met absurde reflecties. Alles wat jij doet, zal goed gedaan zijn. Laat niets je tegenhouden. Er zijn genoeg mensen die een missie hebben om het Vuur te doven. Elke dag wordt de gedachte vernieuwd. Het is verstandig om ons niet te onthouden van de stemming over het onmogelijke. André, ondanks alles ben ik een deel van jou. Het is meer dan liefde. Het is kracht en geloof.'. Op 21 maart 1927 kreeg jij een angstaanval. Je dacht dat er op het dak van Hotel Becquerel mannen liepen en je schreeuwde het uit. Je maakte ophef in de gangen en de gasten werden wakker. De hoteleigenaar belde de politie. Jij werd naar de speciale ziekenboeg op 3, quai de l'Horloge gebracht, waar psychiater Benjamin-Joseph Logre (1883 - 1963) als diagnose noteerde: 'Polymorfe, psychische stoornissen. Depressie, verdriet, zorgen. Fases van angst met angst.'. Hij stuurde jou naar het Sainte-Anne Hospital ('Centre Hospitalier Sainte Anne' staat er boven de hoofdpoort) op 1, rue Cabanis (niet Canabis). Op 7, rue Cabanis bevindt zich de art brut 'Le Plancher de Jeannot' van Jeannot le Béarnais (1939 - 1972).
Op 24 maart 1927 werd jij naar het psychiatrisch ziekenhuis Perray-Vaucluse in Sainte-Geneviève-des-Bois/Épinay-sur-Orge/Villiers-sur-Orge gebracht, gesticht op 23 januari 1869. Daar noteerde de psychiater 'Maniërisme en mutismesyndroom met alternatieven van angstige mimieken, inconsistente mimiek. Gewichtsverlies en slechte, algemene conditie.'. De beroemde psychiater Pierre Janet was jouw behandelaar. Het landgoed van deze kliniek beslaat 126 hectare bos en bevat o.a. een kasteel, waar jij in verbleef, een molen, een kolonie, een amfitheater, een etablissement, een kapel en een begraafplaats. Het ligt tussen 15, avenue de la Porte de Choisy en Avenue de la Porte d'Ivry. André heeft jou nooit bezocht, de gemene lafaard en originele artisticiteit stelende bloedzuiger! Jouw moeder bezocht jou wel en deed herhaaldelijk verzoeken om jou over te plaatsen. Louis Aragon en Paul Éluard bezochten jou waarschijnlijk ook. Op 16 mei 1928 ging jij naar het psychiatrisch ziekenhuis in Bailleul, 22 kilometer vanaf Lille, geopend in 1863 en in mei 1940 gebombardeerd. Het bestond uit 30 paviljoens met een overdekte galerij van 300 meter en bij een enorm park. Het ligt aan 790-791, route de Locre en 49-bis, rue de Neuve Église.
Jij leed aan een vorm van schizofrenie, wat de voormalig psychiatrische assistent André niet had opgemerkt. Op 15 januari 1941 overleed jij, officieel door 'neoplastische cachexie', een kankergezwel, maar waarschijnlijk door een tyfusepidemie en chronische ondervoeding, wat door de Vichy-regering werd uitgevoerd, overeenkomstig de nazi-ideologie. Jij werd 38 jaar en jij bent in de overzichtelijke begraafplaats van Bailleul begraven. De hoofdingang van de Cimetière de Bailleul ligt op de hoek van Rue Paul Perrier en Rue des Soeurs Noires, tussen een kapel en conciërgehuis. Bijna sprookjesachtig knus, al kun je het ook als een perfecte thrillerlocatie beschouwen.
De Nederlandse schrijfster Hester Albach publiceerde in 2009 'Léona, héroïne du surréalisme'. Bij Christie's werden er twee tekeningen van jou verkocht, één van André met een opgeheven arm en wilde haren en één van jou met de beroemde bloem van geliefden, die jij hebt uitgevonden en in 1926 in aquarel schilderde, getiteld 'L'Enchantement'. Ze stammen uit eind 1926 - begin 1927. Beide tekeningen zijn per stuk voor 27.500 euro verkocht en ze hangen op een prominente plek in de Gouden Zaal van mijn Zuid-Franse kasteel.
8 november 2021
Geplaatst in de categorie: idool