Jouw vrije geest blijft ongeschonden
(voor Marietta Martin (1902 - 1944))
Jij bent geboren op 4 oktober 1902 in Arras. Jij werd ook wel Marietta Arthur-Martin of Marietta Martin-Le Dieu genoemd. Jouw vader was de journalist Arthur Martin, geboren op 16 juni 1855 in Bar-sur-Aube, net als de dichteres/fabuliste Marie-Madeleine-Nicole-Alexandrine Gehier. Jouw vader was de hoofdredacteur van de katholieke krant Le Courrier du Pas-de-Calais. Met zijn eerste vrouw kreeg hij 4 kinderen. In 1898 trouwde hij met jouw moeder, de pianolerares Henriette Martin-Le Dieu. In 1898 werd jouw zus Lucie geboren. Lucie werkte bij de Volkenbond in Genève. In 1921 trouwde zij met de econoom/politicus Adam Karol Rosé, met wie zij Stephen en Marie-France kreeg. Lucie schreef een biografie over jou. Jouw moeder werkte op de Jeanne d'Arc kostschool in Arras. Op 14 januari 1907 overleed jouw vader in Arras door een beroerte. Jij was toen 4 jaar.
In augustus 1914 verhuisden jullie naar Parijs en jouw moeder werd lerares op het Lycée Molière op 71, rue du Ranelagh, in 1888 door Émile Vaudremer gebouwd, inclusief een Salle de Couture. Madame Plicque was er de directrice. Er waren geen spiegels, om excessen van afféterie te voorkomen. Van 1936 tot 1939 was Simone de Beauvoir daar de filosofielerares. Simone werd ontslagen, omdat zij een seksuele relatie met haar Joodse leerlinge Bianca Bienenfeld had. Bianca schreef in haar autobiografie, dat Simone haar als 17-jarige misbruikte en daarna aan Jean-Paul Sartre doorgaf, die haar daarna misbruikte. Jij ging ook naar deze school en daarna studeerde jij eerst geneeskunde en vervolgens literatuur, waar jij een doctoraat in behaalde. Jij sprak vloeiend Frans, Engels, Duits, Spaans, Italiaans, Pools en Deens. Jij speelde piano en viool. Jij reisde naar diverse landen en jij was lange tijd in Polen, waar jouw zus en zwager met hun kinderen woonden. Jij schreef een essay over de salonnière Marie-Thérèse Rodet Geoffrin en jouw proefschrift 'Een intellectuele avonturier: Dr. Koreff' ging over een Duitse arts, die Stendhal als patiënt had. David Ferdinand Koreff was ook een schrijver/dichter/vertaler en hij was o.a. bevriend met Stendhal, Victor Hugo, Heinrich Heine, Alfred de Musset, Eugène Delacroix en Victor Cousin.
Jouw proefschriftbegeleider in 1925 was de academicus Fernand Baldensperger. Jij schreef ook een proefschrift over het Saint-Simonisme. Claude-Henri de Rouvroy de Saint-Simon was tegen egoïsme en individualisme, hij stond voor een Nieuw Christendom, zonder een traditionalistische God, wat ketters is, voor broederschap tussen alle mensen en voor de morele en fysieke verbetering van de armste klasse. Vanwege jouw longziekte zat jij van 1927 tot 1931 in een sanatorium in Leysin, Zwitserland. In 1933 debuteerde jij met 'Histoires du Paradis', geschreven vanuit God's standpunt. Je schrijft: 'Ik heb respect voor de God die ze in zich verbergen, ik heb zoveel zon in mijn hart, dat alles waar ik naar kijk verlicht is.'. In 1938 voltooide jij de dichtbundel 'Adieu temps' en in 1939 de verzamelbundel 'Enfance délivrée'. Kort na het begin van de Tweede Wereldoorlog werd jij lid van het Hector-verzetsnetwerk, geleid door kolonel Alfred Heurtaux. Jij was lid van de christelijke verzetsbeweging La France continue, gevormd door Henri en Annie de Montfort, de schrijver Paul Petit, bevriend met Paul Claudel, Émile Coornaert, Suzanne Feingold en Raymond Burgard.
Jij woonde op 34, rue de l'Assomption. Op 38, rue de l'Assomption was een extra ingang van het Lycée Molière, die jouw moeder en jij vaak gebruikten. Op 5, rue de l'Assomption woonde James Joyce. Jij schreef voor de verzetskrant 'La France continue', waarvan de redactie op jouw kamer zetelde. Jij was de naaste medewerkster van Paul Petit. Er zijn 12 exemplaren van 'La France continue' verschenen en in Parijs bezorgde jij ze per fiets. De rest verstuurde jij per post. In de nacht van 7 en 8 augustus 1942 werd jouw kamer door de Gestapo doorzocht en vonden zij het geschrift 'Met De Gaulle, met Engeland'. Jij werd in de Prison de la Santé opgesloten en vanaf 6 maart 1942 zat jij in 8 gevangenissen richting Duitsland. De verrader was waarschijnlijk de infiltrant Jacques Desoubrie van de Geheime Feldpolizei. Jacques was geboren in het Belgische dorp Luingne en hij was de buitenechtelijke zoon van een arts. Hij was een elektricien, die uit hebzucht en stupiditeit voor de Gestapo werkte, en hij infiltreerde in het Hector-verzetsnetwerk. Het hoofdkwartier van de Geheime Feldpolizei en de Abwehr zaten in Hotel Lutetia. Jacques is op 20 december 1949 in Fort de Montrouge vermoord en hij werd 27 jaar.
Op 16 oktober 1943 werd jij door het Volksgerichtshof ter dood veroordeeld, net als Paul Petit en Raymond Burgaert. Jij werd veroordeeld wegens 'medeplichtigheid aan de vijand'. Raymond werd op 15 juni 1944 in de Keulse gevangenis onthoofd. Hij werd 51 jaar. Paul werd op 24 augustus 1944 in de Keulse gevangenis onthoofd. Hij werd 51 jaar. Jij werd in de Keulse gevangenis door de verpleegster/verzetsstrijdster Gilberte Bonneau du Martray behandeld. Gilberte overleed op 17 april 1945 door uitputting en op weg naar Bergen-Belsen. Zij werd 44 jaar. Jij zat in een cel naast de cellen van Elizabeth Dussauze, Jeanne Sivadon, Hélène Vautrin, die in februari 1945 bij Ravensbruck werd vermoord en 49 of 50 jaar werd, en Odile Kienlen, die op 16 april 1945 tijdens een dodenmars naar Mauthausen door uitputting overleed en 49 jaar werd. Na een bombardement werd jij vanwege jouw zwakte op een brancard naar Frankfurt am Main gebracht, waar jij op 11 november 1944 overleed. Jij werd 42 jaar. In 1949 zijn jouw overblijfselen in de begraafplaats van Clichy herbegraven. Jij kreeg postuum het Légion d'honneur en het Croix de guerre met palmen.
24 april 2022
Geplaatst in de categorie: idool