Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Een Tsjechische legende van geestelijke adel

(voor Bozena Nemcová (1820 - 1862))

Jij bent geboren als Barbora Novotná op 4 februari 1820 in Alservorstadt, Wenen. Jouw moeder was Theresia Panklová, geboren op 8 november 1797 in Klodzko. Zij was een Boheemse dienstmeid en jouw vader was de Oostenrijkse koetsier Johann Pankl, in dienst bij prinses/hertogin Wilhelmine von Sagan, geboren als Katharina Friederike Wilhelmine Benigna op 8 februari 1781 in Mitau. Met de Finse generaal Gustaf Mauritz Armfelt kreeg Wilhelmine op 13 januari 1801 in Hamburg de dochter Adelaide Gustava Aspasia. Door de incompetentie van een vroedvrouw kon zij daarna geen kinderen meer krijgen. Adelaide ging naar een familielid van Armfelt en zij zag haar moeder nooit weer. Wilhelmine trouwde voor de schijn met de edelman Louis de Rohan. In 1805 zijn Wilhelmine en Louis gescheiden. Zij hertrouwde met Vasili Troebetskoj, waarvan zij in 1806 scheidde. Haar Weense salon werd door de hoogste adel bezocht. Zij was de minnares van vele aristocraten en vanaf 1813 van de staatsman Klemens von Metternich, getrouwd met gravin Maria Antonia von Beilstein. Van 1819 tot 1828 was Wilhelmine met prins Karl Rudolf von der Schulenburg getrouwd. Zij overleed op 29 november 1839 in Wenen.

Jouw moeder was dienstmeid in de herberg van haar tante in Alservorstadt. Jij bent op 5 februari 1820 in de Heilige Drie-eenheidskerk gedoopt en vernoemd naar jouw peettante Barbara Hauptmann, een herbergierster. Na de doop zijn jullie naar het dorpje Ratiborice gegaan. Jouw moeder was een wasvrouw van de hertogin. Op 7 augustus 1820 zijn jouw ouders in Malá Skalice getrouwd, waarna jij Barbora (Betty) Panklová heette. Van 1825 tot 1829 werd jij gedeeltelijk door jouw oma Magdalena Notvotná (1770 - 1841) opgevoed. Zij kwam uit Náchod en zij leerde jou eenvoud en zuinigheid. Zij bracht jou de liefde voor het Tsjechische volk en de Tsjechische taal bij. Jij groeide op in de landelijke omgeving van het kasteel Ratiborice bij Ceská Skalice. Jij hield van de poëzie van Heinrich Heine en Friedrich Schiller. Jij schreef gedichten en jij had een warme band met jouw oma. Jouw beroemdste werk is de roman 'Babicka' (Grootmoeder) uit 1855.

Op 12 september 1837 trouwde jij in de Sint-Jacobuskerk in Cervený Kostelec met de 32-jarige belastingambtenaar Josef Nemec (1805 - 1879), die in Tsjechisch patriottische kringen actief was. Het was een gearrangeerd huwelijk, wat uiteindelijk ongelukkig verliep. Jouw ouders wilden voorkomen, dat jij voor de passie van een impulsieve jeugdliefde zou bezwijken. Zijn strenge persoonlijkheid stond haaks op jouw dromerige en poëzieminnende inborst. Vanwege zijn werk moest Josef bijna ieder jaar van standplaats verwisselen. Van september 1837 tot april 1838 woonden jullie in Cervený Kostelec, van 1839 tot 1840 in Litomysl, van 1940 tot 1942 in Polná en van 1942 tot 1945 in Praag, na de promotie van Josef. Op 6 augustus 1838 werd jullie zoon Hynek geboren. Op 18 oktober 1839 werd jullie zoon Karel geboren. Op 19 juni 1841 werd jullie dochter Theodora (Dora) Nemecová geboren. Op 2 oktober 1842 werd jullie zoon Jaroslav (Jarous) Nemec geboren. Deze geboorte gebeurde met ernstige complicaties en jij kreeg het nadrukkelijke advies om niet meer zwanger te worden. Josef was een Tsjechisch nationalist en hij wilde, dat er in het gezin Tsjechisch werd gesproken. Hij wilde ook dat jij meer Tsjechische literatuur ging lezen.

In Polná verkeerde jij in patriottische kringen en koos jij voor de Tsjechische voornaam Bozena. In de lente van 1941 overleed jouw oma Magdalena. In Praag had jij contact met kunstenaars, dichters, wetenschappers en journalisten. De uitgever/dichter Karel Jaromír Erben en de schrijver Václav Bolemir Nebeský stimuleerden jou om in het Tsjechisch te schrijven. Een eerste, Tsjechisch gedicht was 'Voor Tsjechische vrouwen', wat in 1943 in het tijdschrift 'Kvety' (Bloemen) verscheen. Tussen 1845 en 1847 publiceerde jij 'Nationale Sprookjes en Legendes'. Josef werkte in 1845-1847 in Domazlice, in 1847-1848 in Vseruby, in 1848-1850 in Nymburk en in 1850-1851 in Liberec. In 1848 had jij een korte, geheime affaire met de dichter Václav Bolemir Nebeský, die in 1852 met Elisabeta Jungmannová trouwde, met wie hij de zoon Václav kreeg. In 1859 hertrouwde hij met Terezie Fastrová. Het bazige karakter van Josef zorgde voor veel ruzies. Toen hij in 1851 na een promotie naar Hongarije ging, ging jij niet met hem mee. Jij ging met de kinderen naar Praag. Josef ging naar Miskolc. Jij wilde dat jouw kinderen Tsjechisch onderwijs kregen en jij vluchtte uit jouw ongelukkige huwelijk weg.

In Praag deed jij huishoudelijk werk, jij waste kleding en jij deed soms schrijfopdrachten. Jij had vaak schulden, maar vrienden en literaire patriotten ondersteunden jou. Jij verhuisde zes keer binnen Praag. Op 9 april 1853 ging jij met Jaroslav en Dora naar Balassagyarmat, waar Josef was. Karel en Hynek bleven in Praag bij jouw vriend, de schrijver Frantisek Sumavský. Op 15 oktober 1853 kreeg jij een brief van Frantisek. Hynek had tuberculose en op 17 oktober 1853 was jij in Praag terug. Op 19 oktober 1853 overleed Hynek, die 15 jaar werd. Josef raakte in Villach zijn baan kwijt, vanwege een beschuldiging van verduistering. Op 19 september 1856 kwam Josef bij jou in Praag wonen. In de zomer van 1857 verhuisden jullie van de Stepánskástraat naar Reznická. Josef en jij maakten grote ruzie over de toekomst van Karel en Jaroslav. Er kwam politie aan te pas. Jouw laatste jaren was er geldgebrek, politietoezicht en censuur, omdat jij als een regeringsvijandige schrijfster werd beschouwd. In 1861 was er weer een heftige, echtelijke ruzie en ging jij in Litomysl wonen. Jij was erg ziek en helemaal blut. Josef haalde jou op en hij bracht jou naar Praag, waar jij door Dora en Markyta, de dochter van Frantisek Sumavský, verzorgd werd. Jij overleed op 21 januari 1862 door waarschijnlijk kanker en tuberculose. Jij werd 41 jaar en jij bent in het Vysehradkerkhof in de wijk Vysehrad in Praag begraven. Jouw moeder overleed op 4 december 1863 in Zahan.


Tsjechische vrouwen

Tsjechische vrouwen, Tsjechische moeders!
Laten we een belofte doen en daarin staan:
laten we al onze kracht opofferen voor het welzijn van ons dierbare land!

Niet alleen een man die trots is om alles te geven voor zijn land;
ontwaakt, vrouwen, ook wij willen ons offer op het altaar brengen.

Mens, o, hij heeft zijn scherpe zwaard, zijn arm, zijn kracht -
de mens heeft alles;
Maar een lage, zwakke vrouw heeft alleen haar hart en - haar kind.

Kind! - laten we deze naam aan de lieve vrouw van de hemel geven,
moeders, liefste die we hebben,
laten we geven aan het vaderland in zijn voorspoed.

Met het eerste vleiende woord, met het eerste zoete geheel,
laat de Tsjechische klank in hun ziel ons in hun ziel gieten
met het warme vaderland van het vrijen.

Noem ze beroemde vaders, gemorst omwille van de wet,
vertel ze hoe de Tsjechische leeuw weer trots opstaat.

Laten ze uitgroeien tot staatstoespraken, als linden, als eiken;
laten ze Bretislavs zijn, de rechten van de verdediger,
de boosaardigheid van een vernietiger.

Tsjechische vrouwen, Tsjechische moeders!
Laat het ons enige genoegen zijn om onze kinderen op te voeden
voor dat glorieuze, dierbare land.

(1843)

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
11 september 2023


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 55



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)