Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Een Litouwse dichteres in Moskou

(voor Salomeja Neris (1904 - 1945))

Jij bent geboren als Salomeja Bacibskaite-Buciene op 17 november 1904 in Kirsai, Suwalki, het Russische Rijk. Jouw ouders waren de rijke boer Simonas Bacinskai en Ursule Zemaityte-Bacinskiene, die vroom religieus was en een broer had, die priester was. Jij was hun oudste kind, al was er al een oudere zus overleden. Jouw broers waren Bronys en Victor en jouw zus was Onute. Jouw vader was een socialist. In 1911 ging jij naar de Alvitas basisschool en in 1918 naar de tweede klas van het Marijampole Girls' Pro-Gymnasium op de Kauno straat 7. In 1919 ging jij naar het gymnasium van Vilkaviskio, met Steponas Vaitkevicius als de directeur. De dichters Juozas Tysliava, Petras Karuza, Venancijus Alisar, Kazys Bradunas, Petras Keidosius en Kostas Kubilinskas studeerden daar ook. En de dichteres Petronele Orintaite. Kostas Kubilinskas overleed op 9 maart 1962 in een rusthuis in Malejevka door een overdosis alcohol. Hij werd 38 jaar en zijn ontzielde lichaam is in de Antakalnis begraafplaats in Vilnius begraven.

Jij studeerde Litouwse en Duitse taal- en letterkunde, pedagogiek en psychologie aan de in 1922 opgerichte Universiteit van Litouwen op de K. Donelaicio straat 58 in Kaunas, die vanaf 1930 de Vytautas Magnus Universiteit heet, vernoemd naar Vytautas de Grote (1350 - 1430), heerser van het Groothertogdom Litouwen, getrouwd met Anna en hun dochter was Sophia Vitovtovna. De dichter Bernardas Brazdzionis studeerde ook aan deze universiteit, van 1929 tot 1934, en de dichter Jurgis Blekaitis. De dichter/schrijver Vincas Kreve-Mickevicius was er van 1922 tot 1942 professor in de Slavische talen en de literatuur. Hij was van 24 juni tot 1 juli 1940 premier van Litouwen. De schrijver/filosoof Martin Lings doceerde er Angelsaksisch en Middelengels. De honorair hoogleraar Jonas Jablonskis doceerde er van 1922 tot 1926 Litouws. Hij was jouw leraar en hij overleed op 23 februari 1930 in Kaunas. Hij werd 69 jaar en zijn ontzielde lichaam is in de Petrasiunai-begraafplaats begraven. In 1923 verscheen jouw gedicht 'Seaside' in het atheïstische tijdschrift 'Ring of the Future'.

Jij was lerares in Lazdijai, Kaunas (van 1931 tot 1935) en Panevezys. In 1927 verscheen jouw dichtbundeldebuut 'In de vroege ochtend' (Anksti ryta) onder jouw pseudoniem S. Neris, verwijzend naar de rivier de Neris. In 1928 ben jij aan de universiteit afgestudeerd. Jij ging Duitse taal doceren aan het gymnasium van de Ziburys Society in Lazdijai, die door roomse priesters werd bestuurd. Tot 1931 werkte jij mee aan rooms-katholieke en nationalistische publicaties. In 1929 studeerde jij Duits aan de Universiteit van Wenen en ontmoette jij de Litouwse geneeskundestudent Bronius Zubrickas. Jij was verliefd op Bronius, die socialistische opvattingen had. Jij hield jezelf bezig met socialistische activiteiten om hem te versieren. In 1931 verscheen jouw tweede dichtbundel 'Voeten in het Zand', weer als S. Neris. Jij gebruikte eerder de pseudoniemen Liudyte en Juraite. Jij publiceerde ook als Lacey en Salomeja Lacey. In 1935 verscheen de dichtbundel 'Door het brekende ijs', in 1938 'Ik ga overdag bloeien', die de Staatsprijs voor Literatuur won, in 1940 'De groene koningin van de spar' en in 1943 'Zing, hart, leef'. Jij luisterde naar de lezingen van o.a. de dichter/schrijver Balys Sruoga, die in het concentratiekamp Stutthof zat. Hij overleed op 16 oktober 1947 aan de gevolgen van zijn gevangenschap. Hij werd 51 jaar en zijn ontzielde lichaam is bij de Kapel van de Dauwbegraafplaats in Vilnius begraven.

In Panevezys doceerde jij aan het Staatsgymnasium voor meisjes. Jij werkte nauw samen met Vanda Didziyte en jij ontmoette de beeldhouwer Bernardas Bucas, geboren op 18 november 1903 in Naurasiliai. Op 12 december 1936 zijn Bernardas en jij getrouwd en op 23 oktober 1937 werd jullie zoon Sauliukas geboren. In 1936-1937 studeerden Bernardas en jij in Parijs en daarna woonden jullie in Palemonas in een door Bernardas gemaakt huis met een grote tuin. Jij had daar jouw eigen werkkamer en Barnardas zijn atelier. Jij gaf Duits en Litouws aan het Kaunas III Staatsgymnasium. In juni 1940 viel de Sovjet-Unie de Baltische Staten aan. Er volgde een bezetting en jij werd voor de USSR ingezet. Jij moest o.a. een lofgedicht voor Jozef Stalin schrijven, in opdracht van de Russische staatsman Vladimir Dekanozov. In 1941 werd jij afgevaardigde van de Opperste Sovjet van de USSR. In de zomer van 1941 viel nazi-Duitsland de USSR aan en vluchtte jij met Sauliukas naar Rusland. In Letland werd jullie trein gebombardeerd en gingen jouw manuscripten en bezittingen verloren. Eind juni 1941 kwamen jullie in Moskou aan en eind juli 1941 gingen jullie naar Penza, waar jij Petras Verzbilauskas ontmoette, die jullie tijdens de oorlogsjaren beschermde.

Jij deed mee met literaire avonden, samen met de Litouwse schrijvers Liudas Gira, Kostas Korsakas en Antanas Venclova. Op 10 december 1941 ging jij naar Ufa, waar jij in het Bashkiria hotel en in de Lenin straat verbleef. In juni 1942 ging jij naar Moskou terug, waar jij bleef wonen. Jij werkte voor Litouwse kranten, jij deed mee met literaire avonden en jij las jouw werk op de radio voor. Op 30 september 1944 ontmoette jij Bernardas in Kaunas. Jij ging niet met hem in Palemonas wonen, maar jij woonde in de Maironis straat en daarna in de Daivana straat in Kaunas. Jij was ziek geworden en op 8 juni 1945 werd jij in het Rode Kruisziekenhuis op Laisvel al. 17 in Kaunas opgenomen. De directeur was Leonas Kesgaila-Kentavic, die vervolgde mensen in het ziekenhuis verborg. Hij werd in 1945 gearresteerd en zat tot 1957 in Vorkuta en Krasnojarsk gevangen. In 1945 verscheen jouw dichtbundel 'De nachtegaal kan niet anders dan zuigen'. Jij overleed op 7 juli 1945 in een ziekenhuis in Moskou door leverkanker. Jij werd 40 jaar en jouw ontzielde lichaam is in de tuin van Vytautas het Grote Oorlogsmuseum in Kaunas begraven. In 1992 zijn jouw overblijfselen plechtig herbegraven in de Petrasiunai-begraafplaats in Kaunas. Postuum verschenen er nog zeven dichtbundels, met als laatste 'Bij de Grote Weg' uit 1994.


Thuisland

Geplunderd en met bloed doordrenkt door de vijand
verheft U zich voor mijn ogen.
Vele honderden mijlen zal ik gaan
Om uw opzwepende luchten te zien.

Als de bloesem van je appelbomen
Of bladeren in de herfst,
Ik zal naar je toe gaan, al zal ik op mijn knieën
Door regen en kou kruipen.

Vandaag omhullen de zware wolken van de oorlog
jouw mooie gezicht...
Hoe gaat het met uw steden die ik niet meer zie?
Grimmige ruïnes nemen hun plaats in.

Je wringt je handen in verdriet en pijn:
waar zijn mijn zonen, mijn trouwe bewakers?
In lege boerderijen heersen kille winden
En mollen graven de werven op.

Over de Nemunas sleept de nacht zich voort
Maar het zal niet lang duren.
Ik kom op een dag bij zonsondergang
naar je toe om je te kalmeren met mijn lied.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
22 maart 2024


Geplaatst in de categorie: idool

4.5 met 2 stemmen 47



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)