Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Jij verdedigde Leningrad met jouw poëzie

(voor Olga Bergholz (1910 - 1975))

Jij bent geboren als Olga Fjodorovna Bergholz op 16 mei 1910 in een buitenwijk van Sint-Petersburg. Jouw Russisch-Letse vader Fjodor Christophorovitj Bergholz (1885 - 1948) was een chirurg, die in 1942 met geweld naar de kraj Krasnojarsk werd gestuurd als 'een etnische Duitser en een zoon van een hoofdaandeelhouder'. Zijn vader was in feite een fabrieksarbeider. Jouw vader studeerde aan de Keizerlijke Militaire Medische Academie onder de chirurg Nikolaj Nilovitsj Lastko Burdenko. Hij was een militair arts tijdens de Eerste Wereldoorlog en na de Oktoberrevolutie bleef hij in een hospitaaltrein werken. Jouw moeder was Maria Timofeyevna Grustilina (1884 - 1957) en jouw zus was Maria (1912 - 2003), die actrice van het Leningrad State Theatre of Musical Comedy was. Van 1918 tot 1921 had jullie vader jullie naar het voormalige Bogoyavlensky-klooster in Oeglitsj gestuurd. Terug in Petrograd ging jij naar een arbeidsschool. In 1924 werden jouw gedichten voor Vladimir Lenin voor het eerst gepubliceerd. In 1925 werd jij lid van de jeugdliteratuurgroep 'The Shift' en leerde jij de dichter Boris Petrovitsj Kornilov kennen, geboren op 29 juli 1907 in Pokrovskoje. In 1926 voltooide jij de arbeidsschool.

In 1927 gingen Boris en jij naar het Staatsinstituut voor Kunstgeschiedenis. In 1928 ben jij met Boris getrouwd en in datzelfde jaar werd jullie dochter Irina geboren. In 1928 ontmoette jij Anna Akhmatova, die tot haar overlijden op 5 maart 1966 met jou bevriend bleef. Het Staatsinstituut werd gesloten en jij werd naar de Universiteit van Leningrad overgeplaatst. In 1930 ben jij aan de filologische faculteit afgestudeerd. Jij werd naar Kazachstan gestuurd om als journaliste voor de krant 'Sovjet-steppe' te werken. In die tijd scheidde jij van Boris en trouwde jij met jouw medestudent Nikolaj Molchanov. In 1930 verscheen jouw eerste kinderboek 'Winter-Zomer-Papegaai'. In 1931 ging jij naar Leningrad terug en ging jij als journaliste voor de krant van de electriciteitscentrale 'Electric Power' werken. In 1932 werd jouw dochter Maya geboren, die binnen een jaar overleed. In 1932 verscheen 'The Out-of-the-way Place', in 1934 'Journalists' en in 1935 'Grains'. 'Uglich' uit 1932 en 'Gedichten' uit 1934 werden door Aleksej Maximovitsj Pesjkov (Maxim Gorki) goedgekeurd en in 1934 werd jij lid van de Unie van Sovjetschrijvers, waar Gorki de voorzitter van was.

In 1936 overleed Irina, die 7 jaar werd. In 1937 overleed jouw derde kind tijdens de voldragen zwangerschap en na het verhoor over de zogenaamde 'Averbakh-zaak'. Begin 1930 maakte jij contact met de Joodse literair criticus Leopold Averbakh, hoofd van de Russische Vereniging van Proletarische Schrijvers (RAPP). Leopold werd op 14 augustus 1937 in de Butyrka-gevangenis in Moskou door de aanhangers van Jozef Stalin/het stalinisme vermoord, net als de dichter/schrijver Vladimir Kirshon, de Joodse NKVD-officier Semjon Firin en de andere voormalige RAPP-leiders. Leopold werd 34 jaar, Vladimir werd 35 jaar en Semjon werd 39 jaar. Boris Kornilov werd op 19 maart 1937 gearresteerd en op 20 februari 1938 in Leningrad ter dood veroordeeld en vermoord. In Semjonov zijn er een museum en een standbeeld voor hem opgericht. Zijn bekende 'Het lied van het tegenplan' werd gebruikt om de ochtendradio-uitzending in de hele Sovjet-Unie te openen, ook jarenlang nadat hij tijdens de Grote Terreur werd vermoord. In december 1938 werd jij gearresteerd en gevangengezet 'wegens deelname aan de anti-Sovjet trotskistische organisatie'. Jij zat 17 maanden gevangen en jij ontkende alle beschuldigingen. Door dit alles verloor jij jouw vierde kind, die doodgeboren werd. In 1939 werd jij geheel vrijgesproken.

In 1940 werd jij lid van de Communistische Partij. Jij moest jouw gevangenispoëzie verbergen. Dat werd in de jaren 1960 gepubliceerd. Jouw roman 'Droom' en jouw verhalenbundel 'Vitya Mamanin' verschenen. Jij was in het belegerde Leningrad en jij verdedigde de stad. In 1942 schreef jij o.a. het gedicht 'Februaridagboek'. De dichteres Margarita Iosifovna Aliger was ook in de stad. Zij schreef in 1942 het gedicht 'Soja', over de partizane Soja Anatoljevna Kosmodemyanskaya, die op 29 november 1941 op het dorpsplein in Petrishchevo door de Duitse Wehrmacht, de 197e Infanteriedivisie, is vermoord. De luitenant-generaal van deze divisie was Hermann Meyer-Rabingen (1887 - 1961), die later (1952-1956) als lid van de CDU/DP burgemeester van Melle was. Soja werd 18 jaar en zij was een heldin van de Sovjet-Unie. Via de radio bemoedigde jij de overlevenden in Leningrad. Jij was radio-omroepster bij het Radiohuis van Leningrad. Jij las ook jouw poëzie voor. Jouw toespraken zijn in veel gedichten verwerkt en in 1946 verscheen de bundel 'Govorit Leningrad', een compilatie van de toespraken. De censuurautoriteit de Glavlit heeft veel exemplaren in beslag genomen en vernietigd, op bevel van Konstantin Ometsjenko. Voor jouw epische gedicht 'Pervorossiysk' kreeg jij in 1951 de Stalinprijs 3e klasse. In januari 1942 overleed jouw man Nikolaj Molchanov door de honger. Jouw boek 'De knoop' uit 1965 is aan hem opgedragen. In april 1942 trouwde jij met de literair criticus Georgy Makogonenko, ook een radiopresentator tijdens het beleg. Met hem schreef jij het toneelstuk 'Born in Leningrad' en het requiem 'Ter nagedachtenis aan de verdedigers' (1944). In 1943 kreeg jij de Medaille 'Voor de Verdediging van Leniungrad'.

Jouw tragedie in verzen 'Vernost' (Loyaliteit) uit 1954 is gewijd aan de verdediging van Sebastopol, in juni/juli 1942 door de heldhaftige Sovjettroepen, inclusief de sluipschutter Ljoedmila Pavlitsjenko, die 309 mensen (soldaten) vermoordde en die in 1943 de Gouden Ster van de Helden van de Sovjet-Unie ontving. In 1959 verscheen jouw lyrische dagboek 'Dnewnye svyozdy', wat in 1963 als 'Tagessterne' bij Verlag Kultur und Fortschrift verscheen. In 1968 verscheen de hier op gebaseerde film 'Dnewnye svyozdy' van Igor Talankin, waardin jij door Alla Demidova (1936, Moskou) werd gespeeld. In 1990 verscheen het tweede deel van jouw dagboek. In de film 'Inleiding tot het leven' uit 1962 van Talankin ben jij de spreekstem en lees jij jouw gedichten voor. Op 9 mei 1960 werd de Piskaryovskoye Memorial Cemetery aan de Avenue of the Unvanquished in Sint-Petersburg geopend, gewijd aan de slachtoffers van het beleg van Leningrad. Op de muur achter het Moederlandmonument staan jouw woorden gegraveerd, met als laatste regel 'Niemand wordt vergeten, niets wordt vergeten', een slogan, die tijdens de herdenkingsdagen in Rusland vaak genoemd wordt.

Jij overleed op 13 november 1975 in Sint-Petersburg. Jij werd 65 jaar en jij bent begraven in de Volkovo-begraafplaats in Sint-Petersburg, in de Literatorskie Mostki.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
28 juli 2024


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd.aantal keer bekeken 144

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)