Tyfusnazi's!
(voor Hélène Berr (1921 - 1945))
Jij bent geboren op 27 maart 1921 in Parijs. Jij was van Joods-Franse afkomst. Jouw ouders waren Raymond Henri Daniël Berr en Antoinette Rodriguez-Ély. Jouw vader was geboren op 30 juli 1888 in Parijs. Hij was ingenieur aan de École Polytechnique en bij het Corps des Mines. Hij werkte zijn hele carrière bij de Frédéric Kuhlmann-instellingen. Jouw grootouders waren de onderzoeksrechter Louis Lehmann Berr en Henriette Alice Lévy. De tweelingbroer van jouw vader, de artillerie-kapitein Maxime Gustave Berr, werd in 1917 vermoord. Hij werd 28 of 29 jaar. Jouw overgrootvader Maurice Lévy was ingenieur, wis- en natuurkundige, universiteitshoogleraar, uitvinder en lid van de Academie van Wetenschappen, in 1666 gesticht door de politicus Jean-Baptiste Colbert. Jouw andere grootouders waren de industrieel Jacob Camille Cécile Rodriguez-Ély en Berthe Leven.
Jouw zussen waren Jacqueline (1915 - 1921), Yvonne (1917 - 2001) en Denise (1919 - 2011). Jouw broer was Jacques (1922 - 1998). Yvonne trouwde met de hoogleraar biostatistiek Daniel Schwartz, met wie zij op 1 juni 1940 in Blois Maxime Simon kreeg en op 8 september 1942 Yves. Op jouw 21-ste heb jij jezelf aan de Sorbonne met de dichter John Keats op de agrégation voorbereid, maar vanwege de antisemitische wetten van het Vichy-regime kon jij niet aan de agrégation meedoen. Op 7 april 1942 begon jij een dagboek te schrijven. Dit gebeurde ter gelegenheid van een opdracht, die jij van Paul Valéry had gekregen. Hij heeft één van zijn boeken in 1942 aan jou opgedragen. Hij was secretaris van de Académie Française, schrijver, dichter en filosoof. Het dagboek begon na een bezoek aan het huis van Paul op 40, rue de Villejust, op de vierde verdieping. Julie Manet woonde daar ook en zij was tot 1942 met Ernest Rouart getrouwd, die op 27 februari 1942 overleed. Paul was met Jeannie Claudine Gobillard getrouwd, de nicht van Julie. Julie kreeg 3 zonen: Julien, Clément en Denis. Paul en Jeanne kregen Claude, Agathe en François. Julie's nicht Paule Gobillard woonde daar ook.
Jij woonde met jouw familie op 5, avenue Élisée-Reclus. Op 23 juni 1942 werd jouw vader gearresteerd, omdat hij zijn gele ster had vastgeniet in plaats van vastgenaaid. Op 6 juli 1942 ging jij naar het hoofdkwartier van de Algemene Unie van Israëlieten van Frankrijk en werd jij als vrijwillig maatschappelijk werkster aangenomen. Jij was de secretaresse van Denise Milhaud bij de Entraide temporaire, een clandestiene groep die in 1941 werd opgericht naast de Sociale Dienst voor Hulp aan Emigranten, geleid door de feministe Lucie Emma Chevalley-Sabatier. De Entraide temporaire had als doel Joden, volwassenen en kinderen te redden. Op een foto uit 1942 sta jij samen met jouw verloofde Jean Morawiecki in Aubergenville. Op 23 september 1942 kwam jouw vader op borgtocht vrij. In februari 1943 heeft de Entraide temporaire samen met Suzanne Spaak, het echtpaar Paul en Marcelle Vergara en Marcelle Guillemot Joodse kinderen gered van naderende razzia's. Suzanne werd in januari 1944 door de SS-er Heinz Pannwitz gemarteld en hij heeft haar op 12 augustus 1944 in de gevangeniscel van Fresnes vermoord. De verzetsstrijdster Berthe Pauline Mariette Wild pleegde er op 31 mei 1943 zelfdoding door ophanging. Zij werd 50 jaar. Lucie's aangetrouwde tante Caroline Franklin-Grout was de nicht van Gustave Flaubert.
In maart 1943 begonnen jullie de meeste nachten bij vrienden te schuilen om de invallen van de nazi's en de Vichy-politie te vermijden. Op 8 maart 1944 tijdens zonsopgang werden jouw ouders en jij op de Avenue Élisée-Reclus 5 gearresteerd en naar het interneringskamp Drancy gestuurd. Markiezin Marie-Louise-Jeanne Arconati-Visconti woonde op Avenue Élisée-Reclus 3, waar zij op 3 mei 1923 overleed. Zij bezat ook o.a. het kasteel van Gaesbeek, het herenhuis op 16, rue Barbet-de-Jouy en een appartement op 3, rue de la Santé. Op 27 maart 1944, jouw 23-ste verjaardag, werden jouw ouders en jij naar Auschwitz gestuurd. In de herfst van 1944 werd jij naar het concentratiekamp Bergen-Belsen gestuurd. In de winter van 1944-1945 heerste daar een tyfusepidemie. Jij kreeg tyfus en jij werd erg ziek en zwak. Na de winter kon jij niet meer staan en lopen. Omdat jij niet op een kampappèl kon verschijnen, heeft een nazi-officier jou zwaar geslagen, waardoor jij nog zwakker werd. Jij overleed op 10 april 1945 in Bergen-Belsen door de tyfus. Jij werd 24 jaar en 5 dagen later werd het kamp door de Engelsen en Amerikanen bevrijd.
Jouw dagboek eindigde op 15 februari 1944 en jij wilde het na de oorlog publiceren. In november 1992 heeft jouw nicht Mariette Job jouw verloofde, de diplomaat Jean Morawiecki, opgespoord om het dagboek te publiceren. Na de oorlog kreeg Jean jouw dagboek van jouw familie. In april 1994 gaf Jean het dagboek aan Mariette. Sinds 2002 is het dagboek met 262 bladzijden in het Mémorial de la Shoah op 17, rue Geoffroy-l'Asnier in Parijs. Op 3 januari 2008 werd jouw dagboek in Frankrijk bij uitgeverij Tallanier gepubliceerd. Jean overleed op 29 oktober 2008. Jij correspondeerde van 1934 tot 1944 met jouw vriendin Odile Neuburger, die de oorlog overleefde.
17 april 2025
Geplaatst in de categorie: idool