Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De smidse

…Tssssssj-ptts… meteen barstte de harde bulderende lach van een krachtige bas-bariton stem los. …Ptts-tsssssjj… de lach bulderde onbedaarlijk door en er mengde zich een sopraanachtige, hinnikende en gierende lach van een jongen tussen. Toni junior, wiens vader eigenaar was van één van de twee dorpssmidsen, schudde wild met zijn hoofd. Hij trok zijn rechter leren handschoen uit en streek even kort door zijn korte zwarte baard - er hingen geen zweetdruppels meer aan, die op het gloeiende ijzeren voorwerp op het aambeeld konden vallen. ''Uit met de pret'', zei hij noch lacherig met zijn zware stem. Deze paste uitstekend bij zijn korte maar brede en gespierde figuur. Zoals hij daar stond, gekleed in een geruit overhemd met lange mouwen, een donkere broek van grof linnen en met zijn leren schort voor, die vanaf zijn hals tot bijna aan zijn enkels reikte, was het één menselijk brok graniet. Het iele figuurtje met de sopraanstem was een jongen van ongeveer acht jaar oud, gezeten op een houten krat bij de ingang van de smidse. Het keek met verwondering naar de verrichtingen van Toni en het korte humoristische intermezzo was onvergetelijk. Onvergetelijk? Jawel, maar daarover later.

Het dorp telde toen, ondanks zijn kleine aantal inwoners, meerdere noch écht ambachtelijke bedrijfjes. De schoenmakerij in het steegje, een éénmansbedrijfje, waarvan de eigenaar een vakman was die de zeventig al ruim was gepasseerd en de zadelmaker, die behalve zadels ook tuigen maakte voor ossen en paarden. Daarnaast kende het plaatsje nog: een melkfabriekje, een bakkerij, een houtzagerij met de watermolen, een telegraaf- en postkantoortje, twee grutterswinkeltjes en, zeker niet minder ''ambachtelijk'': een dorpsdokter en een veldwachter. Er waren, zoals al vermeld twee smidsen: één die naast het gewone werk ook tractors en landbouwmachines repareerde en die toen al over apparatuur voor autogeen- en voor elektrolytisch lassen beschikte; de andere was in het dorpsmidden gelegen.

Hier waren Toni senior en zijn zoon, met uitzondering van de woensdagen, altijd samen aan het werk. Iedere keer wanneer de jongen kwam kijken, werd hij vrijwel meteen door de oude baas weggestuurd. ''Ga je moeder pesten, maar sta hier niet te lummelen'' snauwde hij dan met barse stem. Op woensdagen echter stond zoon Toni alleen te werken en hij vond het leuk, dat de jongen blijkbaar veel interesse toonde in alles wat er in en net buiten de smidse aan werkzaamheden werd verricht. Wanneer er paarden werden beslagen, trok het knulletje altijd een benauwd gezicht. ''Doet dit niet zeer?'' informeerde het dan bij Toni. Daarbij werd niet zozeer het krabben met het mes tussen en rond de hoeven bedoeld of het vijlen van het loopvlak, maar het even kort inbranden van het nog hete hoefijzer, wanneer het de juiste vorm had. Aanvankelijk durfde de jongen nauwelijks te kijken wanneer de hoefnagels werden geslagen.

Er was nog veel meer te zien. De smidse had aan de linker zijkant en aan de voorkant grote hangende roldeuren, die in geopende stand het gehele interieur zichtbaar maakten. Links stonden de stellages met staven ijzer van verschillende dikte en breedte met ernaast pallets met metaalplaten. In de hoek was de grote vierkante houtskool stookplaats met een grote, taps toelopende rook- en gasafvoer naar de schoorsteen. Er hingen, naast allerlei gereedschappen, handblaasbalgen aan de muur, maar men bediende zich altijd van de voetblaasbalg. De jongen zat, op aanwijzing van Toni, meestal op een houten krat bij de ingang en zomede op een veilige afstand. Met open mond keek hij dan toe, hoe het materiaal in het houtskoolvuur van donkerrood tot bijna witgeel werd verhit en daarna door Toni met vakkundige slagen op het aambeeld werd vervormd, dubbelgeslagen en aan elkaar werd gesmeed om vervolgens opnieuw te worden verhit. Zo zag hij hoefijzers ontstaan, hoewel deze al in diverse maten aan houders bij de muur hingen, maar ook sierhekwerken met of zonder gedraaide structuur van de vierkante staven. Dat laatste was trouwens Toni’s specialiteit. Het gesmede metaal moest soms tussentijds en uiteindelijk tot slot altijd worden gekoeld. De eerste keer dat Toni een nog donkerrood nagloeiend voorwerp met de tang in een bak met vloeistof doopte, sloeg de jongen verschrikt beide handen voor het gezicht. De bak stond vlak naast hem, maar het enige geluid dat hij hoorde was een gedempt geborrel. Verbaasd zag hij dat het metaal in de vloeistof nog gewoon even bleef gloeien, terwijl Toni weer bulderend over de schrikreactie moest lachen. ''Het is geen water maar zeepsop'' zei hij, maar op een toon, alsof het maar een grapje was. Zo heeft de jongen gedurende enige jaren menige woensdagmiddag bij de smidse naar het interessante werk gekeken.

Afgelopen week morste ik per ongeluk water op onze nog gloeiend hete kookplaat en het geluid: …Tssssssj-ptts… haalde plotseling bovenstaande herinnering in mij naar boven. …Ptts-tsssssjj… Ja, dat jongetje was ik, onvergetelijk. Heel even was het, als hoorde ik weer de hard klinkende slagen op het aambeeld, dat normaal altijd op een flinke afstand te horen was. Nu echter overbrugde het meer dan een halve eeuw. Bijna gelijktijdig diende zich ook volgende symboliek bij mij aan: in mijn gedachten ontstaan mijn vertellingen bijna op dezelfde manier. Ruw materiaal wordt, net als in de smidse, verhit, gevormd en aaneengesmeed tot een geheel en gekoeld, totdat ik het resultaat dan uiteindelijk wél of niet inzend. Om dat proces ook als ambachtelijk te omschrijven gaat me net iets te ver.

Tot een volgende keer.

Schrijver: Günter Schulz, 15 maart 2007


Geplaatst in de categorie: werk

4.0 met 19 stemmen 296



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Iris Van de Casteele
Datum:
20 maart 2007
Email:
iris.aguirretigo.com.py
Terug naar de (onze) kindertijd, beste Günther, prachtig verwoord!
Naam:
Rina van Dijk
Datum:
15 maart 2007
Best vakwerk, Günther!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)