Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Rainer Maria Rilke: De panter

Zijn blik is van het lopen langs de stangen zo moe geworden dat hij niets meer ziet dan stangen. Stangen houden hem gevangen, duizenden stangen, en daarachter niets. De zachtheid van zijn lenig sterke pas, die altijd weer de kleinste kring beschrijft, is als een dans van kracht rondom een as waarin eenmachtig willen is verstijfd. Niet vaak meer trekt het scherm voor zijn pupillen geluidloos op. Dan gaat een beeld erdoor naar binnen, glijdt door het van spanning stille lijf naar zijn hart - en gaat teloor.

'En gaat teloor', wat een sublieme vertaling en wat een triest lot van dit magistrale gedicht. Toen Rilke in Parijs de beeldhouwer Rodin bestudeerde, moet hij ook aan levende beelden gedacht hebben, vandaar waarschijnlijk zijn wandelingen in de dierentuin, waar hij zwarte panters tegenkwam. Rilke was een tijdgenoot van Nietzsche en Lou Salomé. Met de laatste had hij een bloeiende relatie, die bol stond van de dichtkunst en de erotiek, maar trouwen zou hij nooit, zoals de meeste kunstenaarszielen. Lou schrijft over Rilke: 'Het schijnt mij toe dat Rilke twee gezichten heeft, een dat zelfbewust het leven aanvaardt, een ander dat ziekelijk in zichzelf gekeerd is.' Volgens haar was het schrikaanjagend om 'die andere Rilke' te moeten zien, want die sidderde van angst en liet zich gaan in het heftigste zelfverwijt en het bitterste zelfmedelijden. Ik ben het niet eens met Lou, alsof Rilke een zielepoot zou zijn. Integendeel, hij had een ijzeren karakter, een goddelijke gedrevenheid. Hij zwierf van gastheer naar gastheer, net als zijn middeleeuwse broeders, die van kasteel naar kasteel trokken voor kost en inwoning. Rilke was een eenzame dichter, die leed onder een zwaarmoedigheid, die voor gewone stervelingen ondenkbaar is. Hij was een godzoeker. Alles wat God scheen, leek of was gevangen in de beperkingen van dit naargeestige leven. Het lijkt eeuwen geleden voor mij, maar ik ben Rilke eens heel dicht genaderd, toen mijn leven uitzichtloos was. Een intelligente vriendin wees mij in die tijd op de poëzie van Rilke. Gelukkig voor mij. 'Je lijkt op hem!', zei ze me nog. Ik was smoorverliefd op deze Hanneke! Hoe meer ik van hem las, hoe meer wij verstrengelden in onze zoektocht naar de hemel. Eens heb ik een verschijning gezien in Heerenveen. Het was Christus of de projectie van de Liefde in mijn hart. Ik kende Rilke nog niet, ik weet nu dat ik niet alleen ben in het gevangenis-gevoel van een dichter die naar de hemelse voltooiing verlangt. Panter Rilke, ik omarm je, zonder pathetisch te zijn.

Schrijver: Joanan Rutgers, 30 september 2010


Geplaatst in de categorie: idool

3.4 met 5 stemmen 2.311



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Günter Schulz
Datum:
30 september 2010
Email:
ag.schulztiscali.nl
Gevoelig verwoord, Joanan. Het deed me even denken aan mijn docent Duits, literatuur en filosofie. Klingt nog steeds als muziek in m'n oren, gelijk de eerste regels van Rilke's gedicht

Musik:

"Wüßte ich für wen ich spiele, ach -
Immer könnt' ich rauschen wie der Bach."

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)