Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Clara Eggink: Steenuil in West Riding

Steenuil in West Riding

Het is verstandig
zo gerust in aardes muil
en keel te zitten
als de kleine steenuil
van de kalksteengrot.

Gelaten wijsheid is het
om je jong zo vroeg zijn lot,
de wet te leren
van het peristaltisch slikken
van de schaduwkuil,

Waarin de tropen, na 't verteren,
De sneeuwvos en de witte beren
De oermens van het neoliet
Het heden en het ver verschiet
Als stenen schimmen wederkeren.

Clara Hendrika Catharina Clementine Helène Eggink werd in 1906 geboren te Utrecht.
Haar vader was een zakenman, die na zijn faillissement vrouw en dochter verliet en naar Amerika vertrok. Het schijnt dat hij is gestorven tijdens een bergtocht.
Haar moeder was een vrijgevochten, ondernemende vrouw, die haar dochter alleen opvoedde te Rotterdam. Clara genoot daar veel vrijheid. Bij haar eindexamen van de HBS zat ook de gecommitteerde J.C. Bloem. Dat was de eerste ontmoeting van de 19-jarige Clara met de dubbel zo oude dichter. Ze trouwden in 1926 en ze kregen een zoon, Wim Bloem, die later emigreerde naar Australië. Die zwerflust had hij duidelijk van Clara meegekregen. Clara was ook zwerflustig wat de mannen betrof; in 1932 scheidde ze van Bloem en in 1936 trouwde ze met Jan Campert, inderdaad de dichter en de vader van Jan Campert, de dichter, die nog ergens rondloopt. Ook dit huwelijk liep op de klippen.
Verder had ze nog een kort huwelijk met ene Hans Ivens. Plus natuurlijk de namen van vele mannen, die onvermeld blijven voor het nageslacht. Er moet wel iets privé blijven.

In 1932 had ze haar debuut in 'De Gids', later publiceerde ze in 'Forum' en 'Maatstaf'. In 1934 kwam haar eerste dichtbundel 'Schaduw en water' op de markt.
De stijl van haar gedichten was sober, persoonlijk, maar zakelijk. Ze had 20 jaar een boekenrubriek in het Leidsch Dagblad. Verder was ze journaliste, literatuurcriticus en bestuurslid van de Vereniging voor Letterkundigen.
In 1940 kreeg ze de Van der Hoogtprijs.
Haar eerste roman 'Gewoon mensen' werd negatief bejegend, waardoor ze geen romans meer zou schrijven. In 1957 voer ze met haar woonboot 'De Wijze Uil' door Friesland en Overijssel op zoek naar een geschikte ligplaats, die ze vond in Kalenberg, bij een inham en naast een vervallen boerderij, omringd door de rustgevende Weerribben. De boerderij werd opgeknapt en de ongeveer 20000 boeken van Bloem vonden daar hun onderdak, hijzelf trouwens ook en Clara bewoonde de boot.
Bloem was zijn leven lang alcoholistisch geweest en nu was hij verlamd en kon hij nauwelijks nog praten. In 1964 verzorgde hij nog wel met de markante uitgever Johan Polak zijn verzamelde gedichten. Vaak kregen zij bezoek van hun literaire vrienden, zoals Holst, Belcampo en Ida Gerhardt, die met haar vriendin lopend uit Steenwijk kwam. Eerder had ze Slauerhoff, Du Perron en Marsman gekend. Wat was ik daar allemaal graag bij geweest! Bloem verwelkte en stierf na enkele jaren zorg door Clara. Zij bleef nog jaren in haar boot wonen.
Stel je voor, hoe eenzaam moet dat voor haar geweest zijn, daar met al die donkerheid om haar heen. Enkel met haar herinneringen aan de man van haar leven, want zo klaagde ze achteraf: 'Ik had bij hem moeten blijven!'.
Ze was knap om te zien, maar ze helde misschien te veel over naar haar mannelijke deel in haarzelf, terwijl het vrouwelijke deel in de vrouw nu juist zo'n grote bron van inspiratie is.
Die Bloem heeft maar geboft met haar.

Schrijver: Joanan Rutgers, 18 oktober 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

2.5 met 2 stemmen 309



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)